Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor zijn motorrijtuig. De gedraging werd geconstateerd door de RDW op 10 januari 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 7 november 2023 was de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. E.M. Morsink, aanwezig, terwijl betrokkene niet verscheen. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was, omdat zijn voertuig in november 2021 in beslag was genomen in België en hij deze tot op heden niet had teruggekregen. Hij stelde dat hij niet op de hoogte was dat hij zijn verzekering moest opschorten en dat het voertuig op het moment van de constatering niet op de openbare weg stond.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de rechter vond aanleiding om de boete te matigen, rekening houdend met de omstandigheden die betrokkene had aangevoerd. De boete werd gematigd tot € 200, met € 9,- aan administratiekosten. Tevens werd de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, zodat het bedrag van € 25,- dat betrokkene te veel had betaald als zekerheidstelling, aan hem moest worden terugbetaald. De uitspraak werd openbaar gedaan en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.