Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 209,25
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden 25 km per uur harder dan toegestaan op een weg buiten de bebouwde kom op 17 juni 2020. De betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep echter heeft vernietigd. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 7 november 2023 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, mr. P.C. van den Aarsen, en de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. E.M. Morsink, aanwezig waren. De gemachtigde heeft aangevoerd dat er geen sprake is van samenhang tussen deze zaak en andere zaken, en dat de officier van justitie onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de zaken als samenhangend moeten worden beschouwd. De kantonrechter heeft, na het horen van de standpunten, geoordeeld dat er inderdaad geen sprake is van samenhangende zaken en dat het beroep gegrond is.
De beslissing van de officier van justitie, waarbij een proceskostenvergoeding was toegekend op basis van samenhangende zaken, is vernietigd. De kantonrechter heeft een aangepaste proceskostenvergoeding vastgesteld, waarbij rekening is gehouden met de gewichten van de verschillende processtappen. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 866,25, waarvan € 832,87 door de officier van justitie aan de gemachtigde van de betrokkene moet worden betaald. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.