Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 418,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het parkeren van een voertuig op een parkeerplaats voor vergunninghouders in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 8 november 2023 was de gemachtigde van betrokkene, mr. drs. R. de Nekker, niet aanwezig. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.S. de Meer. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de feitcode die aan de boete was verbonden niet correct was. De verbalisant had feitcode R391I moeten gebruiken in plaats van R592A. De kantonrechter oordeelde dat de wijziging van de feitcode de belangen van betrokkene niet schaadt, aangezien het voor hem duidelijk was waar de boete op betrekking had.
De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de feitcode gewijzigd en de boete als terecht opgelegd beschouwd. Tevens is er een proceskostenvergoeding toegekend aan betrokkene, die is berekend op een totaal van € 717,00. De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de inleidende beschikking wordt gewijzigd en dat de officier van justitie wordt veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten.