Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig. De gedraging was geconstateerd door het RDW Veendam op 24 december 2021. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 8 november 2023 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.S. de Meer. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat het voertuig een oude motor uit 1977 was, die een nalatenschap betrof. Betrokkene stelde dat hij niet op de hoogte was van de verzekering en dat hij pas na het overlijden van zijn broer, die de motor bezat, ontdekte dat de verzekering was stopgezet.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de rechter hield rekening met de omstandigheden van de betrokkene en besloot de boete te matigen tot € 200,00. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel had betaald als zekerheidstelling moest door de officier van justitie worden terugbetaald. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier.