Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een bromfiets. De gedraging werd geconstateerd door de RDW op 15 november 2021. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.S. de Meer, heeft het standpunt van de officier van justitie toegelicht.
Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat hij in het bezit is van meerdere hobbymatige voertuigen en dat hij het bedoelde voertuig per ongeluk over het hoofd had gezien. Na de eerste herinnering heeft hij het voertuig direct geschorst. De zittingsvertegenwoordiger verzocht om matiging van de boete tot de helft, aangezien de bromfiets op 17 november 2021 opnieuw verzekerd was en er nooit mee was gereden.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, gezien de omstandigheden, zoals het feit dat de bromfiets vrijwel direct weer verzekerd was en het een hobbymatig voertuig betrof, besloot de kantonrechter de boete te matigen tot € 185,00. Het beroep werd gedeeltelijk gegrond verklaard, en de beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, waarbij het teveel betaalde bedrag aan zekerheid door de officier van justitie aan betrokkene moest worden terugbetaald.