ECLI:NL:RBZWB:2023:9383

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
C/02/406087 / FA RK 23/577
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herstelling van gezag over minderjarige afgewezen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van een minderjarige, geboren in 2007, en zijn moeder om het gezag over hem te herstellen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om in het belang van de minderjarige te denken en te handelen. De minderjarige heeft zelf aangegeven dat hij niet wil dat zijn moeder het gezag terugkrijgt en dat hij liever heeft dat de huidige voogdes, die hem al lange tijd verzorgt, dit gezag behoudt. De kinderrechter heeft meerdere gesprekken gevoerd met de minderjarige, de voogdes, de moeder en de bijzondere curator, mr. J. Nederlof, en heeft de situatie zorgvuldig overwogen. De kinderrechter concludeert dat de voogdes de beste persoon is om het gezag uit te oefenen, gezien haar betrokkenheid en de zorg die zij voor de minderjarige heeft getoond. De kinderrechter wijst het verzoek van de minderjarige af, waardoor de huidige voogdij situatie gehandhaafd blijft. De beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 11 januari 2024.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/406087 / FA RK 23/577
Datum uitspraak: 13 december 2023
beschikking van de kinderrechter over het gezag/de voogdij
in de zaak van
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
verblijvende in [verblijfplaats] ,
bijzondere curator: mr. J. Nederlof, te Tilburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de voogdes],
hierna te noemen: de voogdes,
wonende te [woonplaats 1] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Wat is er gebeurd?

- Op 7 februari 2023 heeft de kinderrechter een brief ontvangen van [minderjarige] .
- Op 1 maart 2023 heeft [minderjarige] , in bijzijn van advocaat mr. B.J.P. Van Gils, gepraat met de kinderechter.
- De kinderrechter heeft op 16 maart 2023 met de voogdes en op 12 mei 2023 met de moeder gesproken.
- De kinderrechter heeft op 25 mei 2023 mr. J. Nederlof tot bijzondere curator over [minderjarige] benoemd.
- Op 15 augustus 2023 heeft mr. Nederlof een verslag met advies en een verzoek aan de kinderrechter gestuurd.
- De kinderrechter heeft op 6 september 2023 gesproken met [minderjarige] , de voogdes, de moeder en mevrouw [naam] van de Raad.
- Op 6 december 2023 heeft mevrouw [naam] een rapport met advies aan de kinderrechter gestuurd.
- De kinderrechter heeft op 13 december 2023 gesproken met [minderjarige] , mr. Nederlof, de voogdes, de moeder en mevrouw [naam] van de Raad.

2.Wat staat er vast?

- [minderjarige] is op [geboortedag] 2007 geboren.
- De vader van [minderjarige] is overleden op [datum 1] 2009.
- Op 17 december 2019 heeft de rechtbank het gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigd en zijn de pleegmoeder en de pleegvader van [minderjarige] benoemd als voogden over [minderjarige] . Deze uitspraak is bekrachtigd door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 27 augustus 2020.
- De pleegvader/voogd is overleden op [datum 2] 2022.
- [minderjarige] heeft van december 2022 tot juli 2023 bij [jeugdzorginstelling] verbleven.
- In juli 2023 is [minderjarige] (met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp) weer bij de moeder gaan wonen.
- [minderjarige] verblijft sinds begin oktober 2023 op een crisisplek van [hulpverlening] in [verblijfplaats] .

3.Wat vraagt [minderjarige] ?

[minderjarige] heeft aan de kinderrechter gevraagd of zijn moeder weer het gezag over hem kan krijgen.

4.Wat vinden [minderjarige] , de voogdes, de moeder, de bijzondere curator en de Raad?

Tijdens de zitting op 13 december 2023 hebben alle betrokkenen uitgebreid met de kinderrechter gesproken. Hieronder volgt de kern van wat iedereen heeft gezegd.
[minderjarige]
vertelt dat het eerst goed ging bij zijn moeder thuis, maar daarna niet meer. Hij wil ook niet meer dat zijn moeder het gezag over hem terugkrijgt. [minderjarige] heeft goed nagedacht over wat er allemaal is gebeurd de afgelopen maanden en hij wil het liefste dat [de voogdes] (de voogdes) het gezag over hem houdt. Ze zijn het niet altijd met elkaar eens, maar [minderjarige] weet dat [de voogdes] er altijd voor hem zal zijn. [minderjarige] vindt het ook goed dat [de voogdes] zijn geld beheert, want anders geeft hij alles uit.
De voogdes
De voogdes is bereid om de voogdij over [minderjarige] te blijven uitoefenen. Zij vindt het belangrijk dat [minderjarige] hier nu zelf ook weer achter staat. Er zullen de komende tijd nog een aantal moeilijke beslissingen genomen moeten worden, maar de voogdes heeft er vertrouwen in dat ze daar uit zullen komen. Zij is niet bang om iets te beslissen wat niet leuk maar wel nodig is.
De moeder
De moeder heeft de afgelopen periode als zeer stressvol ervaren. Zij voelt zich buitengesloten en niet gehoord of gesteund door de hulpverlening en de gemeente. De moeder vindt dat de hulpverlening tekort is geschoten.
De bijzondere curator
De bijzondere curator vindt dat de gezagssituatie moet blijven zoals die is. Namelijk dat de voogdes belast blijft met de voogdij over [minderjarige] .
De Raad
De Raad heeft zorgvuldig onderzoek gedaan. De Raad is van mening dat de moeder niet in haar gezag hersteld moet worden. De moeder en [minderjarige] hebben geen vertrouwen in elkaar, er is geen contact onderling en daarnaast accepteren en respecteren beiden elkaar niet. De voogdes is voor [minderjarige] belangrijk. Zij heeft langdurig voor hem gezorgd, met liefde. Ook al vindt [minderjarige] het moeilijk om zijn gevoelens in emoties uit te drukken, toch blijft hij in contact met de voogdes en komt hij met vragen bij haar uit. [minderjarige] beseft dat er soms beslissingen genomen moeten worden waar hij niet blij mee is. Hij kan dit van de voogdes tot op zekere hoogte accepteren, omdat hij toch vertrouwen in haar heeft. De Raad hecht veel waarde aan de toezegging van de voogdes om de volle verantwoording te blijven dragen, beslissingen te blijven nemen in het belang van [minderjarige] en er voor hem te zijn. Daarmee is de voogdij bij haar in goede handen.

5.Wat vindt de kinderrechter?

De kinderrechter heeft meerdere keren gesproken met [minderjarige] en de anderen over het gezag over [minderjarige] . De kinderrechter beseft dat er moeilijke en soms ook pijnlijke momenten zijn geweest in deze procedure. Toch vindt de kinderrechter het belangrijk dat er goed naar de vraag van [minderjarige] is gekeken en dat [minderjarige] uiteindelijk zelf het antwoord op zijn vraag heeft gevonden.
De kinderrechter vindt dat het de afgelopen periode duidelijk is geworden dat het de moeder nog altijd niet lukt om in het belang van [minderjarige] te denken en te handelen. Ook ontbreekt het de moeder aan zelfinzicht en lukt het haar niet om verantwoordelijkheid te nemen voor haar eigen handelen. De redenen waarom het gezag van de moeder in 2019 is beëindigd zijn daarmee nog steeds actueel.
Verder vindt ook de kinderrechter dat de voogdes de beste persoon is om het gezag over [minderjarige] uit te oefenen. Zij heeft keer op keer laten zien - ook onder zeer moeilijke omstandigheden - dat zij de belangen van [minderjarige] voorop stelt en dat zij haar verantwoordelijkheid voor [minderjarige] heel serieus neemt. [minderjarige] ziet dit zelf ook in.
De kinderrechter zal daarom het verzoek van [minderjarige] afwijzen. Hiermee blijft de situatie hetzelfde, namelijk dat de voogdes belast blijft met de voogdij over [minderjarige] .

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van [minderjarige] af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2023 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier, en op schrift gesteld op 11 januari 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.