Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor zijn motorrijtuig. De gedraging werd geconstateerd door de RDW op 29 oktober 2021. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 8 november 2023 was de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.S. de Meer, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de standpunten van beide partijen gehoord. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien zijn financiële situatie en dat hij zijn voertuig op de datum van de gedraging in de garage had staan, waardoor hij deze was vergeten te schorsen. Tevens gaf hij aan al een boete van de Koninklijke Marechaussee te hebben ontvangen voor hetzelfde feit.
De kantonrechter oordeelde dat uit het dossier voldoende bleek dat de gedraging had plaatsgevonden en dat betrokkene deze niet betwistte. De rechter zag geen aanleiding om de boete te matigen, aangezien betrokkene zijn stellingen niet had onderbouwd. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de opgelegde boete terecht was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.