In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet volgen van de voorsorteerstrook op een kruispunt te Kruiningen op 6 juli 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene, vertegenwoordigd door mr. drs. R. de Nekker, beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 8 november 2023 was de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig, maar de officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. C.S. de Meer. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was en dat de ambtenaar niet bevoegd was om de sanctie op te leggen. Ook werd er verzocht om een proceskostenvergoeding en een matiging van de boete.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat er geen reden was om te twijfelen aan deze verklaring. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat de beslissing van de officier van justitie om de gemachtigde en betrokkene niet te horen, in strijd was met de wet. Dit leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie, maar het beroep tegen de inleidende beschikking bleef ongegrond. De kantonrechter wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de inleidende boetebeschikking in stand bleef.