Op 22 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klager, geboren in 1971, had een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname van zijn auto, die op 23 juli 2023 was in beslag genomen. De klager, die als krantenbezorger werkt, stelde dat hij de auto nodig had voor zijn werk en dat het beslag in strijd was met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Tijdens de behandeling in raadkamer op 11 december 2023 werd de klager gehoord, evenals zijn advocaat, mr. P.D.M. van Oers, en de officier van justitie, mr. J.A. Castelein.
De officier van justitie betoogde dat het beslag gehandhaafd moest blijven, aangezien de klager verdacht werd van rijden onder invloed en er sprake was van recidive. De rechtbank overwoog dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de auto zou bevelen, gezien de omstandigheden van de inbeslagname en het gedrag van de klager. De rechtbank concludeerde dat de persoonlijke omstandigheden van de klager niet zodanig zwaarwegend waren dat de inhoudelijke behandeling niet kon worden afgewacht. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond.
De beslissing werd genomen door mr. A.L. Hoekstra, in tegenwoordigheid van griffiers K. Verdult en mr. M. van Grinsven, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde dag. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.