ECLI:NL:RBZWB:2023:9403

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
23-019497
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslaglegging op auto van klager na rijden onder invloed en recidive

Op 22 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klager, geboren in 1971, had een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname van zijn auto, die op 23 juli 2023 was in beslag genomen. De klager, die als krantenbezorger werkt, stelde dat hij de auto nodig had voor zijn werk en dat het beslag in strijd was met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Tijdens de behandeling in raadkamer op 11 december 2023 werd de klager gehoord, evenals zijn advocaat, mr. P.D.M. van Oers, en de officier van justitie, mr. J.A. Castelein.

De officier van justitie betoogde dat het beslag gehandhaafd moest blijven, aangezien de klager verdacht werd van rijden onder invloed en er sprake was van recidive. De rechtbank overwoog dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de auto zou bevelen, gezien de omstandigheden van de inbeslagname en het gedrag van de klager. De rechtbank concludeerde dat de persoonlijke omstandigheden van de klager niet zodanig zwaarwegend waren dat de inhoudelijke behandeling niet kon worden afgewacht. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond.

De beslissing werd genomen door mr. A.L. Hoekstra, in tegenwoordigheid van griffiers K. Verdult en mr. M. van Grinsven, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde dag. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 96-185124-23
raadkamernummer : 23-019497
datum : 22 december 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[de klager] ,
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. P.D.M. van Oers advocaat te Roosendaal, (Bovendonk 11A, 4707 ZH Roosendaal),
hierna te noemen: de klager, tevens beslagene.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv)], waaruit blijkt dat op 23 juli 2023 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk Citroen C5, grijs van kleur en voorzien van het [kenteken] (hierna: de personenauto).
  • het klaagschrift, ingediend op 2 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 11 december 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. J.A. Castelein., klager en mr. P.D.M. van Oers als raadsvrouw van klager
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager de eigenaar is van de inbeslaggenomen auto. Klager ondervindt door de inbeslagname ernstige hinder. Voortduring van het beslag acht klager in strijd met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave van de auto nu een onderzoeksbelang ontbreekt. Bij de behandeling in raadkamer vult de raadsvrouw aan dat het rijbewijs van klager initieel was ingenomen voor de duur van vier maanden, maar dat klager deze na twee maanden terug heeft gekregen vanwege zijn persoonlijke omstandigheden. Klager werkt als krantenbezorger en kan zijn werkzaamheden uitbreiden met extra krantenwijken. Echter, klager heeft hiervoor wel zijn auto nodig. Momenteel verricht hij zijn werkzaamheden op de fiets, maar als hij in meer wijken kranten gaat bezorgen is dat op de fiets niet haalbaar. Klager stelt niet tegen de verbalisant te hebben gezegd dat hij zou blijven rijden. hij heeft dit in ieder geval in een andere context gezegd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te worden. Klager wordt verdacht van rijden onder invloed. Door de verbalisanten is aan hem medegedeeld dat hij niet meer mocht rijden, omdat zijn rijbewijs ingevorderd was. Klager heeft bij de staandehouding aangegeven dat hij zal blijven autorijden. Enkele uren later treffen de verbalisanten klager op een andere locatie slapend in zijn auto aan. De verbalisanten pakken zijn autosleutels af. Vervolgens weer enkele uren later wordt klager al rijdend opnieuw staande gehouden en blijkt hij de auto met de reservesleutels te hebben gestart. Er is sprake van recidive. Binnen 4 jaren vanaf de pleegdatum teruggerekend heeft klager meerdere incidenten begaan. Klager heeft namelijk verschillende incidenten op dezelfde dag begaan. Klager is hardnekkig doorgegaan met autorijden. De auto staat op naam van klager, waardoor hij er ongestoord en onbeperkt gebruik van kan maken. Klager heeft kennelijk niet geleerd van eerdere straffen. Het recidiverisico wordt ingeschat als groot. De officier van justitie acht het niet hoogst onaannemelijk dat een rechter later oordelend het beslag verbeurd zal verklaren. Het klaagschrift dient ongegrond te worden verklaard. Te meer nu de inhoudelijke behandeling staat gepland op 22 januari 2024.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de personenauto zal bevelen gelet op de gebeurtenissen in de nacht van 23 juli 2023. Klager is die nacht in totaal drie keer in aanraking gekomen met de politie. In eerste instantie wordt het rijbewijs van klager ingevorderd wegens het rijden onder invloed. Aan klager is medegedeeld dat hij niet meer mocht rijden. Later die nacht constateren de verbalisanten dat de personenauto van klager niet meer op het parkeerterrein staat waar zij klager staande hebben gehouden. De verbalisanten treffen de personenauto enkele straten verderop aan. Klager ligt in de auto te slapen met de sleutels in het contact. De verbalisanten hebben klager opnieuw aangesproken en hebben zijn autosleutels afgenomen. Omstreeks 7:00 uur wordt opnieuw geconstateerd dat de personenauto van klager weg is. Klager wordt om 7:15 uur rijdend gezien en zijn personenauto wordt in beslag genomen. Uit deze gebeurtenissen kan worden opgemaakt dat klager heel bewust is gaan rijden, terwijl hij wist dat dit niet mocht. Daarnaast staat de inhoudelijke behandeling gepland op 22 januari 2024. De door klager aangevoerde persoonlijke omstandigheden zijn niet dusdanig zwaarwegend dat de inhoudelijke behandeling niet kan worden afgewacht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 22 december 2023 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van K. Verdult en mr. M. van Grinsven, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2023.
De griffier mr. Van Grinsven is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).