ECLI:NL:RBZWB:2023:9405
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen DNA-onderzoek bij veroordeelden in het kader van mishandeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2023 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel op grond van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De veroordeelde, geboren in 2003, had op 27 juni 2023 een bezwaarschrift ingediend, waarin hij stelde dat het DNA-profiel geen toegevoegde waarde zou hebben voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten, gezien de aard van het misdrijf (mishandeling) en zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft het bezwaar behandeld in een besloten raadkamer op 11 december 2023, waarbij de gemachtigde advocaat van de veroordeelde en de officier van justitie aanwezig waren. De veroordeelde zelf was niet verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde eerder was veroordeeld voor mishandeling en dat er geen uitzonderingssituatie aanwezig was die het onttrekken van DNA-profiel zou rechtvaardigen. De officier van justitie stelde dat de wetgever slechts in zeer beperkte gevallen ruimte heeft gelaten voor uitzonderingen op de regel dat DNA-materiaal moet worden opgeslagen. De rechtbank oordeelde dat het DNA-onderzoek wel degelijk van betekenis kan zijn voor de opsporing van mishandeling, en dat de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde niet voldoende waren om het bezwaar gegrond te verklaren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het bezwaar ongegrond verklaard, met de overweging dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die het onttrekken van DNA-profiel zouden rechtvaardigen. De beslissing is genomen door rechter A.L. Hoekstra, in aanwezigheid van griffiers M. van Grinsven en K. Verdult.