ECLI:NL:RBZWB:2023:9410

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
23-007290 en 23-007291
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding en kosten rechtsbijstand na beëindiging strafzaak zonder veroordeling

Op 11 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding en kosten voor rechtsbijstand eiste na een beëindigde strafzaak. De verzoekschriften waren ingediend op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, die in verzekering was gesteld van 30 november 2022 tot 1 december 2022, vroeg een schadevergoeding van € 260,00 voor de ondergane inverzekeringstelling en € 2.196,83 voor de kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in de strafzaak, wat leidde tot de verzoeken om vergoeding.

Tijdens de zitting op 11 december 2023 zijn de officier van justitie en de gemachtigd advocaat van de verzoeker gehoord. De rechtbank overwoog dat de verzoeker recht had op een schadevergoeding, aangezien de strafzaak was geëindigd zonder veroordeling. De rechtbank oordeelde dat de gevraagde bedragen voor schadevergoeding en rechtsbijstand billijk waren en heeft deze toegewezen. De rechtbank heeft in totaal een bedrag van € 2.876,83 aan de verzoeker toegekend, bestaande uit de schadevergoeding voor de inverzekeringstelling en de kosten van rechtsbijstand.

De beslissing is genomen door rechter A.L. Hoekstra, in aanwezigheid van griffiers mr. M. van Grinsven en K. Verdult. De griffier mr. Van Grinsven was niet in de gelegenheid om de beslissing mede te ondertekenen. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-313072-22
rk-nummers: 23-007290 en 23-007291
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 20 maart 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A.C.M. Tönis, Parkstraat 10 te 4818 SJ Breda.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00, € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.196,83, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van de verzoekschriften dan wel € 680,00 bij behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 3 maart 2023 waarbij het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 30 november 2022 in verzekering is gesteld en op 1 december 2022 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 11 december 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. J.A. Castelein en mr. A.C.M. Tönis als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak tegen verzoeker is geëindigd, doordat de rechtbank bij vonnis van 3 maart 2023 het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard in de vervolging. Verzoeker stelt schade te hebben geleden als gevolg van de door hem ondergane inverzekeringstelling van 30 november 2022 tot en met 1 december 2022. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen ter hoogte van € 260,00. Voorts heeft verzoeker kosten voor rechtsbijstand gemaakt. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen ter hoogte van € 2.196,82, te vermeerderen met de forfaitaire kosten voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften.
In raadkamer heeft de advocaat gepersisteerd bij de eerder ingediende verzoekschriften. In aanvulling daarop is aangevoerd dat het “openen/sluiten dossier” niet onder “kantoorkosten” valt. De “kantoorkosten” zijn namelijk een vast percentage voor bijvoorbeeld telefoonkosten, briefpapier en de huur van het pand. De kostenpost “openen/sluiten dossier” ziet op het werk door de advocaat, zoals bij het openen het identificeren van de cliënt en het plaatsen van cliënt in het systeem en bij het sluiten bijvoorbeeld het selecteren en plaatsen van de stukken in het kantoorarchief.
De officier van justitie heeft zich, in afwijking van de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie, in raadkamer op het standpunt gesteld dat de verzoeken, gelet op de onderbouwing door de advocaat, in zijn geheel kunnen worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
twee dagen in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 2.196,83is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,00, bestaande uit schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.876,83, bestaande uit:
- € 2.196,83 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 3.136,83zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden TDNL, onder vermelding van “ [kenmerk] ”.
Deze beslissing is op 11 december 2023 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven en K. Verdult, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2023.
De griffier mr. Van Grinsven is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).