ECLI:NL:RBZWB:2023:9423

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
C/02/320225 / FA RK 16-5136 en C/02/325675 / FA RK 17-189
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging voorlopige omgangsregeling in het kader van de zorg voor minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de omgangsregeling van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De verzoeker, de man, en de verweerster, de vrouw, zijn de ouders van deze kinderen. De rechtbank heeft de beschikking genomen naar aanleiding van een verzoek tot wijziging van de voorlopige omgangsregeling, die eerder was vastgesteld op 29 april 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de contacten tussen de man en de kinderen onder begeleiding van een jeugdzorginstelling zijn opgebouwd, maar dat deze opbouw stagneert door onduidelijkheden over de beslissingsbevoegdheid en verschillende visies van de ouders. De rechtbank heeft de rol van casusregisseur toebedeeld aan de heer [naam] van de betrokken jeugdzorginstelling, die met input van de hulpverlening beslissingen zal nemen over de verdere opbouw van de omgang. De rechtbank heeft de voorlopige omgangsregeling gewijzigd, waarbij is bepaald dat er eenmaal per vier weken omgang zal zijn tussen de man en de kinderen, onder begeleiding van een professionele organisatie. De rechtbank heeft de behandeling van de verzoeken aangehouden tot 24 september 2024, in afwachting van nadere informatie van de partijen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/320225 / FA RK 16-5136 (omgang [minderjarige 1] )
C/02/325675 / FA RK 17-189 (omgang [minderjarige 2] )
beschikking d.d. 27 december 2023
in de zaken van
[de man](hierna: de man),
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker,
advocaat: mr. W. van der Sande te Goes,
tegen
[de vrouw](hierna: de vrouw),
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerster,
advocaat: mr. G. Veen te Goes.
Ouders van de navolgende thans nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2014;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2016.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank van 29 april 2022 en de daarin vermelde stukken;
- de op 26 april 2023 ingekomen brief van mr. Van der Sande d.d. 25 april 2023 met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Veen d.d. 9 mei 2023 met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Van der Sande d.d. 4 augustus 2023 met bijlagen;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 augustus 2023;
- het F9-formulier van mr. Veen d.d. 11 augustus 2023 met bijlagen;
- de op 28 augustus 2023 ingekomen brief van de Raad d.d. 24 augustus 2023;
- het F9-formulier van mr. Veen d.d. 31 augustus 2023;
- het F9-formulier van mr. Van der Sande d.d. 19 september 2023 met bijlage;
- het F9-formulier van mr. Veen d.d. 17 oktober 2023 met bijlage.

2.De verdere beoordeling

2.1
De rechtbank verwijst naar de tussenbeschikking van 29 april 2022, waaruit blijkt dat de contacten tussen de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geleidelijk en onder begeleiding van [jeugdzorginstelling] zijn opgebouwd. [jeugdzorginstelling] heeft hiervoor een stappenplan opgesteld om stapsgewijs en op geleide van de kinderen te werken aan een verdere opbouw van die contacten. Omdat de GI de ondertoezichtstelling zal gaan afsluiten, zal de regievoering en de ingezette hulpverlening vanuit een vrijwillig kader worden voortgezet. Omdat nog niet valt te overzien welke omgangsregeling uiteindelijk het meest zal aansluiten bij de mogelijkheden van de kinderen, heeft de rechtbank onder aanhechting van het stappenplan van [jeugdzorginstelling] en met instemming van partijen de omgangsregeling waar op dat moment uitvoering aan werd gegeven als voorlopige omgangsregeling bij beschikking vastgelegd, te weten één keer per vier weken 1,5 uur en met de bedoeling dat onder regie van [jeugdhulp] en [jeugdzorginstelling] verder uitvoering zou worden gegeven aan het voornoemde stappenplan. De rechtbank heeft de beslissing ten aanzien van de definitieve omgangsregeling aangehouden voor de duur van een jaar.
2.2
Tijdens de daarop volgende mondelinge behandeling van 10 augustus 2023 is gebleken dat de opbouw conform het stappenplan stagneert, doordat beide partijen verschillende visies kennen omtrent het verloop van de omgang en het effect hiervan op de kinderen. Tevens ervaren zij veel onduidelijkheid over wie de beslissingsbevoegdheid heeft omtrent de te nemen stappen in de opbouw van de omgang, nu de GI niet meer betrokken is. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling uitgesproken vertrouwen te hebben in de betrokken hulpverlening en de casusregisseur de heer [naam] . Partijen zijn het erover eens dat hij met input van de betrokken hulpverlening mag beslissen over de opbouw van de omgang en de te nemen stappen volgens het stappenplan van [jeugdzorginstelling] . Afgesproken is dat de Raad bij de heer [naam] zal checken of hij vanuit zijn functie als casusregisseur deze rol op zich kan nemen. De zaak is voor de duur van zes weken aangehouden om de Raad hiertoe in de gelegenheid te stellen alsmede om partijen de gelegenheid te bieden om hierop te reageren.
2.3
In een briefrapport d.d. 24 augustus 2023 heeft de Raad te kennen gegeven dat de heer [naam] heeft aangegeven het vrijwillig kader als passend kader te zien om de casusregie uit te voeren. Ook heeft de heer [naam] zich bereid verklaard om uitvoering te geven aan de regievoering en het mandaat dat hij van partijen heeft gekregen om de contacten uit te breiden. Het gesprek met de heer [naam] heeft niet geleid tot een wijziging van het advies van de Raad. Het schema voor de opbouw van de contacten dient ongewijzigd gevolgd te worden. Daarbij is het wel van belang dat de ontwikkeling en de draagkracht van de kinderen goed opgevolgd worden door vaste evaluatiemomenten in te plannen. Ook dient onderzocht te worden of de kinderen voldoende emotionele toestemming ervaren wanneer de stiefvader aanwezig is in de omgeving van de bezoeken alsmede welke aanvullende hulpverlening de kinderen kan helpen de reacties na het bezoek terug te dringen. Ook adviseert de Raad de casusregisseur om met de moeder te onderzoeken wat zij nodig heeft om de kinderen meer emotionele toestemming te geven voor het contact met hun vader.
2.4
Mr. Veen heeft bij F9-formulier d.d. 31 augustus 2023 namens de vrouw gereageerd op het voorgaande. De vrouw accepteert de casusregie zoals die geboden wordt door de heer [naam] van [jeugdhulp] en zegt toe zijn aanwijzingen met betrekking tot de omgang en eventueel in te zetten hulpverlening op te volgen. De vrouw zal haar medewerking verlenen zodra de casusregisseur vindt dat een volgende stap gezet kan worden in de contactregeling. De vrouw vindt dat de Raad in zijn briefrapport voldoende kaders heeft gegeven waarbinnen de casusregisseur zijn taak kan verrichten. De vrouw ziet dan ook geen meerwaarde voor een tussenbeschikking, zoals verzocht door de man. De kaders zijn zo duidelijk gesteld dat een eindbeschikking kan worden gegeven.
2.5
Middels het emailbericht d.d. 19 september 2023 heeft mr. Van der Sande namens de man gereageerd op de berichtgeving van de Raad. Tijdens de vorige mondeling behandeling hebben partijen afgesproken dat de heer [naam] met input van de betrokken hulpverlening mag beslissen over de opbouw van de omgang en de in dat kader te nemen stappen conform het stappenplan van [jeugdzorginstelling] . Aanleiding hiervoor was dat de hulpverlening inmiddels vanuit een vrijwillig kader plaatsvindt en de vrouw als ouder met het eenhoofdig gezag over de kinderen moest instemmen met elke te nemen vervolgstap. Omdat de vrouw volgens de vader niet achter de omgang kon staan, vergde het veel tijd om te komen tot een volgende stap. De vrouw heeft inmiddels laten weten dat zij de casusregie door de heer [naam] accepteert en dat zij zijn aanwijzingen met betrekking tot de opbouw van de omgang zal opvolgen. De man vindt dat het voor de casusregisseur duidelijk moet zijn binnen welke kaders hij mag opereren. De man verzoekt dan ook om een tussenbeschikking te geven, waarin de casusregisseur duidelijke handvatten worden geboden. Dit kan door het opnemen van de door de Raad in zijn brief aangedragen punten. Tevens verzoekt de man om de voorlopige omgangsregeling te wijzigen en daarbij te bepalen dat de casusregisseur met input van de betrokken hulpverlening mag beslissen over de opbouw van de omgang en de in dit kader te nemen stappen conform het stappenplan.
2.6
De rechtbank overweegt als volgt.
2.6.1
De rechtbank verwijst naar haar beschikking van 29 april 2022 en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 augustus 2023. Partijen hebben destijds afspraken gemaakt over de opbouw van het contact tussen de man en de kinderen. Door het wegvallen van een regievoerder vanuit een gedwongen kader is er bij partijen onduidelijkheid ontstaan over wie de beslissingsbevoegdheid heeft over de te nemen stappen in de opbouw van de omgang, zoals die zijn opgenomen in het door [jeugdzorginstelling] opgestelde stappenplan. Deze onduidelijkheid en het ontbreken van de toestemming van de vrouw voor het nemen van een vervolgstap heeft ertoe geleid dat het opbouwtraject zeer moeizaam is verlopen. Met instemming van partijen heeft de Raad aan de betrokken casusregisseur, de heer [naam] , voorgelegd of hij bereid is om de rol van regievoerder aan te nemen alsmede om met input van de hulpverlening beslissingen te nemen over de te nemen vervolgstap conform het voornoemde stappenplan. Nu gebleken is dat de heer [naam] hiertoe bereid is, hebben beide partijen toegezegd zijn beslissingen op te volgen.
2.6.2
Op grond van de verkregen informatie van zowel partijen als de Raad stelt de rechtbank vast dat partijen erbij gebaat zijn als zij duidelijkheid krijgen over de uitvoering van het stappenplan om te komen tot een opbouw van het contact tussen de man en de kinderen. De man verzoekt de rechtbank de casusregisseur duidelijke handvaten te bieden, zoals deze zijn aangedragen door de Raad in zijn briefrapport van 24 augustus 2023. Gezien het verloop van de zaak en het feit dat voortvarende stappen tot voor kort zijn uitgebleven, acht de rechtbank het van belang dat iedere twijfel bij partijen wordt weggenomen. Er dient duidelijkheid te zijn over de te volgen stappen, zowel voor partijen als de casusregisseur en de betrokken hulpverlening. Hoewel door de vrouw is verzocht om een eindbeschikking in de onderhavige procedure te geven, ziet de rechtbank hiertoe nog geen mogelijkheid. Het valt namelijk nu nog niet te voorzien welke regeling het uiteindelijk zal worden en is afhankelijk van het verloop van de omgang en de mogelijkheden van de kinderen op dit punt.
Nu beide partijen ermee instemmen dat de betrokken casusregisseur de beslissingen neemt over de te nemen vervolgstappen en om iedere twijfel bij partijen weg te nemen over het te volgen traject, zal de rechtbank middels een tussenbeschikking de voorlopige zorgregeling zoals bepaald bij beschikking van 29 april 2022 in die zin wijzigen, dat deze regeling wordt aangevuld met de beslissingsbevoegdheid van de casusregisseur over de te nemen vervolgstappen in de opbouw van het contact tussen de man en de kinderen. De rechtbank neemt daarbij het advies van de Raad over, in die zin dat in het kader van de opbouw van de omgang van belang wordt geacht dat:
  • Het schema voor de opbouw van de contacten ongewijzigd opgevolgd dient te worden;
  • Na drie omgangsmomenten de casusregisseur met partijen, bij voorkeur gezamenlijk, de bevindingen van de hulpverlening bespreekt en aan de hand daarvan beslist of overgegaan kan worden naar een volgende stap in het opbouwschema;
  • Onderzocht dient te worden in hoeverre de kinderen voldoende emotionele toestemming ervaren wanneer stiefvader aanwezig is bij de bezoeken;
  • Onderzocht dient te worden welke aanvullende hulpverlening de kinderen kan helpen de reacties na het bezoek terug te dringen, waarbij de Raad een vorm van Video Home Training passend vindt om het gedrag van de kinderen na omgang met de man en in de thuissituatie van de vrouw in kaart te brengen;
  • Indien uit het onderzoek blijkt dat het gedrag van de kinderen voortkomt uit het ontbreken van emotionele toestemming de casusregisseur opnieuw met de vrouw dient te onderzoeken welke persoonlijke hulpverlening passend is voor de vrouw.
In afwachting van het verloop van de verdere opbouw van de omgang zal de rechtbank dan ook iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgangsregeling aanhouden voor de duur van negen maanden. Op de hierna te noemen pro forma datum zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen om zich uit te laten over de ontwikkelingen en de bereikte resultaten alsmede over het door hen gewenste procesverloop. Voor een eindbeslissing zoals verzocht door de vrouw acht de rechtbank het gezien de zeer prille ontwikkelingen te vroeg.
2.7
Het vorenstaande leidt tot de navolgende beslissing, welke de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

3.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat er
voorlopigomgang zal zijn tussen de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , in ieder geval eenmaal per vier weken gedurende 1,5 uur, onder begeleiding van een professionele organisatie, waarbij de omgangsbegeleider de ruimte gedurende een korte – opbouwende – periode verlaat, en waarbij de casusregisseur met input van de betrokken hulpverlening, en met inachtneming van hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 2.6.2 is overwogen met betrekking tot de opbouw van de omgang, beslist over de opbouw van de omgang en de in dat kader te nemen stappen conform het stappenplan, zoals gehecht aan de beschikking van 29 april 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van de verzoeken aan
tot 24 september 2024 PRO FORMA, in afwachting van de nadere informatie van de (advocaten van) partijen en het door hen gewenste procesverloop;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2023 in tegenwoordigheid van Bakker-Maljers, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.