ECLI:NL:RBZWB:2023:9428

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
10377547 \\ VV EXPL 23-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming in kort geding toegewezen wegens huurachterstand en afwijzing van vorderingen in reconventie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding over ontruiming van een gehuurde bedrijfsruimte. De eisers in conventie, [eisers in conventie], hebben de gedaagde in conventie, [gedaagde in conventie] B.V., aangeklaagd wegens een huurachterstand van meer dan acht maanden, ter hoogte van € 32.403,80. De gedaagde heeft zich beroepen op opschorting van de betalingsverplichting, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze opschorting niet mogelijk was volgens de algemene bepalingen van de huurovereenkomst. De rechtbank heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, met een termijn van één maand voor de gedaagde om het gehuurde te ontruimen, en heeft een dwangsom van € 1.000,- per dag opgelegd voor het geval de gedaagde in gebreke blijft. Daarnaast zijn de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en buitengerechtelijke incassokosten.

In reconventie heeft de gedaagde vorderingen ingesteld tegen de eisers, waaronder herstel van gebreken aan het gehuurde en huurprijsvermindering. De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen, omdat de gedaagde niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de gestelde gebreken en de gevorderde schadevergoeding. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde niet kan aanspraak maken op huurprijsvermindering, omdat de algemene bepalingen dit uitsluiten. De gedaagde is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de eisers in reconventie.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10377547 \\ VV EXPL 23-14
Vonnis in kort geding van 3 mei 2023
in de zaak van

1.[eiser in conventie 1] ,

2.
[eiser in conventie 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,verweerders in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers in conventie] ,
gemachtigde: mr. R. Struijk,
tegen
[gedaagde in conventie] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 1] en kantoorhoudende te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
gemachtigde: aanvankelijk [naam 2] , nu mr. L.B. van Luijn.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding 21 maart 2023, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties;
- de akte overlegging producties 17, 18 en 19 van de zijde van [eisers in conventie] ;
- de akte overlegging producties 20 en 21 van de zijde van [eisers in conventie] ;
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 april 2023. Ter zitting waren aanwezig [eiser in conventie 1] en [eiser in conventie 2] in persoon, bijgestaan door mr. R. Struijk, [gedaagde in conventie] vertegenwoordigd door mw. [naam 1] (directeur), bijgestaan door dhr. [naam 2] . Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. Beide gemachtigden hebben ter gelegenheid van de zitting een pleitnota overgelegd.

2.De feiten

2.1
Tussen partijen bestaat sinds 1 april 2022 een huurovereenkomst op grond waarvan [gedaagde in conventie] van [eisers in conventie] huurt de (horeca-)bedrijfsruimte met bedrijfswoning en opslagruimte, staande en gelegen te [plaats 2] aan [adres 1] (hierna: het gehuurde). De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar en loopt tot en met 31 maart 2027.
2.2
De door [gedaagde in conventie] te betalen huurprijs bedraagt € 45.000,- per jaar, oftewel
€ 3.750,- per maand, vrij van omzetbelasting. De maandelijkse huurtermijnen dienen vóór of op de eerste dag van de periode waarop die betalingen betrekking hebben volledig te zijn voldaan.
2.3
Partijen zijn een huurvrije periode overeengekomen van 1 april 2022 tot en met
31 mei 2022.
2.4
In artikel 10.1 van de huurovereenkomst is de volgende bepaling opgenomen:
“Partijen komen overeen dat het aanbrengen in het gehuurde van de volgende voorzieningen door en voor rekening en risico van verhuurder geschiedt:- buitenonderhoud (schilderwerk, lekkagevrij maken, boeiborden vervangen, gevel schilderen), verhuurder en huurder zullen in overleg de werkzaamheden inplannen.
2.5
In artikel 2.1 van de huurovereenkomst zijn de “Algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW” (hierna: de algemene bepalingen) van toepassing verklaard. In deze algemene bepalingen zijn, voor zover van belang, de volgende bepalingen opgenomen:
“11.3 Verhuurder is niet aansprakelijk voor schade tengevolge van een gebrek en huurder kan in geval van een gebrek geen aanspraak maken op huurprijsvermindering en verrekening, behoudens de bevoegdheid tot verrekening als bedoeld in artikel 7:206 lid 3 Burgerlijk Wetboek.”
“25.1 De betaling van de huurprijs en van al hetgeen verder krachtens deze huurovereenkomst is verschuldigd, zal uiterlijk op de vervaldata in wettig Nederlands betaalmiddel – zonder enige opschorting, korting, aftrek of verrekening met een vordering welke huurder op verhuurder heeft of meent te hebben – geschieden door storting dan wel overschrijving op een door verhuurder op te geven rekening.”
“25.3 Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 1% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300 per maand. De hiervoor bedoelde boete(rente) is niet verschuldigd indien huurder voor de in 25.1 genoemde vervaldatum per aangetekende brief een gemotiveerde vordering bij verhuurder heeft ingediend en verhuurder binnen 4 weken na ontvangst van deze brief inhoudelijk daarop niet heeft gereageerd.”
“31 Indien huurder zich, na door verhuurder behoorlijk in gebreke te zijn gesteld, niet houdt aan de in de artikelen 5.1, 9, 13.3, 25 en 26 van de algemene bepalingen opgenomen voorschriften, verbeurt huurder aan verhuurder, voor zover geen specifieke boete is overeengekomen, een direct opeisbare boete van € 250 per kalenderdag voor elke kalenderdag dat huurder in verzuim is. Het vorenstaande laat onverlet de bevoegdheid van verhuurder om gebruik te maken van zijn overige rechten, waaronder het recht op volledige schadevergoeding voor zover de geleden schade de verbeurde boete overtreft.”
2.6
[gedaagde in conventie] heeft over de periode van juni 2022 tot en met maart 2023 een huurachterstand laten ontstaan van € 32.403,80.

3.Het geschil

in conventie
3.1
[eisers in conventie] vordert, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie] te veroordelen tot:
a. ontruiming van het gehuurde en het gehuurde in lijn met de bepalingen uit de huurovereenkomst leeg en ontruimd aan [eisers in conventie] ter beschikking te stellen middels overhandiging van de sleutels, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of een gedeelte daarvan dat [gedaagde in conventie] daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van
€ 50.000,-;
b. betaling van de achterstallige huurtermijnen (juni 2022 t/m maart 2023), in totaal een bedrag ad € 32.403,80 dan wel een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met primair de contractuele (boete)rente ad 1% per kalendermaand met een minimum van € 300,- dan wel subsidiair de wettelijke rente, telkens vanaf de vervaldatum van iedere huurtermijn tot de dag der algehele voldoening;
c. betaling van de huurprijs ad € 3.750,- per maand per 1 april 2023 (huurtermijn april) tot en met de maand waarin [gedaagde in conventie] het gehuurde correct heeft ontruimd, eveneens te vermeerderen met primair de contractuele (boete)rente ad 1% per kalendermaand met een minimum van € 300,- dan wel subsidiair de wettelijke rente, telkens vanaf de vervaldatum van iedere huurtermijn tot de dag der algehele voldoening;
d. betaling van de contractuele boete van € 250,- per dag vanaf de dag dat [gedaagde in conventie] in verzuim is komen te verkeren, te weten 16 juli 2022 dan wel een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen datum, tot aan de dag van ontruiming;
e. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.329,84, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
f. betaling van de beslagkosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der beslaglegging tot aan de dag der algehele voldoening;
g. betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten die € 124,- bedragen (in geval zonder betekening) te vermeerderen met de explootkosten van de betekening van het vonnis (in geval van betekening) alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten indien deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis zijn voldaan.
3.2
[eisers in conventie] legt – naast de vaststaande feiten – aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde in conventie] ernstig tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit te huurovereenkomst door een huurachterstand van meer dan zeven maanden te laten ontstaan. Deze tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst, zodat de daarop vooruitlopende ontruiming in dit kort geding toewijsbaar is. Daarnaast verhuurt [gedaagde in conventie] – in strijd met de huurovereenkomst – een gedeelte van het gehuurde onder aan een derde. Ook deze tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en zodoende ook de ontruiming. [eisers in conventie] stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering.
3.3
[gedaagde in conventie] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers in conventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers in conventie] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers in conventie] in de kosten van deze procedure. De gestelde betalingsachterstand wordt door [gedaagde in conventie] niet weersproken. Zij beroept zich op opschorting van haar betalingsverplichting totdat de gebreken aan het gehuurde zijn hersteld en zij betwist dat [eisers in conventie] een spoedeisend belang heeft hij zijn vordering.
in reconventie
3.4
[eiseres in reconventie] vordert, bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerders in reconventie] te veroordelen tot:
a. het herstellen van alle gebreken van het gehuurde binnen een redelijke termijn, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen termijn, een en ander op straffe van een dwangsom van € 3.750,- per maand of een gedeelte daarvan dat [verweerders in reconventie] daarmee in gebreke blijft tot een maximum van € 225.000,-;
b. een vermindering van de huurprijs tot een bedrag van € 0,- dan wel een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen bedrag, tot aan de dag dat [verweerders in reconventie] alle gebreken aan het gehuurde heeft hersteld;
c. betaling van een schadevergoeding ter compensatie van gederfde winst ter hoogte van een door de kantonrechter in goede justitie nader vast te stellen bedrag;
d. betaling van de proceskosten waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5
[eiseres in reconventie] legt aan haar vordering ten grondslag dat [verweerders in reconventie] niet heeft voldaan aan haar verplichtingen als opgenomen in artikel 10.1 van de huurovereenkomst en dat het gehuurde daarnaast een aantal gebreken bevat als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW, waardoor het niet voldoet aan hetgeen [eiseres in reconventie] daarvan mocht verwachten. Naast herstel van deze gebreken en huurvermindering vordert [eiseres in reconventie] een bedrag aan schadevergoeding wegens gederfde winst. Zij verwijst daarbij naar het ondernemersplan dat zij ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst heeft laten opstellen en waaruit volgt dat de restaurantomzet in het eerste jaar werd geschat op € 530.000,-. Een groot deel van deze omzet zou worden behaald gedurende de zomermaanden, maar omdat [eiseres in reconventie] vanwege het bestaan van de gebreken niet (zoals gepland) op 1 juni 2022 maar pas op
4 november 2022 haar deuren kon openen, is zij dit misgelopen.
3.6
[verweerders in reconventie] voert verweer. Hij betwist dat [eiseres in reconventie] aanspraak kan maken op huurprijsvermindering en schadevergoeding vanwege gederfde omzet en voert daartoe aan dat niet is vast komen te staan dat er gebreken aanwezig zijn die het huurgenot van [eiseres in reconventie] verminderen; het gehuurde wordt door [eiseres in reconventie] volledig geëxploiteerd. Nu er geen sprake is van een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW is [verweerders in reconventie] niet gehouden enig herstel uit te voeren. Aan [eiseres in reconventie] komt dan ook geen huurprijsvermindering toe. Bovendien kan [eiseres in reconventie] op grond van artikel 11.3 van de algemene bepalingen in het geheel geen aanspraak maken op huurprijsvermindering en verrekening, ook niet als het bestaan van enig gebrek vast zou komen te staan. Gelet op het feit dat het gehuurde geëxploiteerd wordt en er inkomsten worden gegenereerd is een huurvermindering van 100% disproportioneel en onredelijk. Ten aanzien van de door [eiseres in reconventie] gevorderde schadevergoeding stelt [verweerders in reconventie] zich op het standpunt dat deze zich niet leent voor een kort geding en dat [eiseres in reconventie] daarnaast geen spoedeisend belang heeft. Daar komt nog bij dat [eiseres in reconventie] slechts heeft verwezen naar een ondernemersplan en haar schade daarbij op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Tot slot stelt [verweerders in reconventie] dat het later openen van het restaurant niet het gevolg is van de gestelde gebreken, maar van het feit dat de interne verbouwing, die door [eiseres in reconventie] zelf werd uitgevoerd, vertraagd was.
3.7
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie:
4.1
In deze procedure dient te worden beoordeeld of [eisers in conventie] een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening en of aannemelijk is dat de vordering van [eisers in conventie] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het - mede gelet op de belangen van partijen over en weer - gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
Spoedeisend belang
4.2
Gelet op de omvang van de gestelde huurachterstand en het belang van [eisers in conventie] zijn verdere schade te beperken door het gehuurde aan een derde te verhuren, is het vereiste spoedeisend belang aanwezig.
huurachterstand
4.3
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde in conventie] over de periode van juni 2022 tot en met maart 2023 een betalingsachterstand in de huurpenningen heeft laten ontstaan ter hoogte van € 32.403,80. Zij heeft in de maanden juni t/m november 2022 niets betaald, in de maand december 2022 een totaalbedrag van € 3.596,20 (3 deelbetalingen van € 865,40 en 2 deelbetalingen van € 500,-), in de maand januari 2023 een totaalbedrag van € 1.500,- (3 deelbetalingen van € 500,-) en in de maanden februari en maart 2023 wederom niets. [gedaagde in conventie] beroept zich op een opschortingsrecht, naar de kantonrechter aanneemt een opschortingsrecht als omschreven in artikel 6:262 BW (opschorting van haar betalingsverplichting totdat [eisers in conventie] heeft voldaan aan zijn verplichtingen zoals opgenomen in artikel 10.1 van de huurovereenkomst, alsmede totdat de (overige) gebreken aan het gehuurde zijn hersteld).
4.4
Het door [gedaagde in conventie] gedane beroep op opschorting faalt echter, nu op de huurovereenkomst de algemene bepalingen van toepassing zijn verklaard ( [gedaagde in conventie] heeft de toepasselijkheid van deze bepalingen ter zitting niet langer weersproken) en de mogelijkheid van opschorting in artikel 25.1 van die algemene bepalingen is uitgesloten. Dit heeft tot gevolg dat de door [eisers in conventie] gevorderde betaling van de huurachterstand toewijsbaar is.
Ontruiming
4.5
Bij de beoordeling van de gevorderde ontruiming staat voorop dat dat een vergaande maatregel is, die in de praktijk vaak een definitief karakter heeft. Om die reden is een onverwijlde ontruiming in kort geding slechts gerechtvaardigd indien met een grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden.
4.6
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de huurachterstand, in het bijzonder voor zover daaruit volgt dat [gedaagde in conventie] na aanvang van de huurovereenkomst nog geen enkele keer (volledig) aan haar maandelijkse betalingsverplichting heeft voldaan, als gevolg waarvan de achterstand een substantiële omvang (van ruim 8,5 maand) heeft bereikt, moet in het bestek van dit kort geding ervan worden uitgegaan dat de kantonrechter in de bodemprocedure zal overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst. Dat betekent dat de gevorderde ontruiming zal worden toegewezen, met dien verstande dat aan [gedaagde in conventie] een ontruimingstermijn zal worden verleend van een maand. De door [eisers in conventie] gevorderde (en door [gedaagde in conventie] niet weersproken) dwangsom van € 1.000,- per dag dat [gedaagde in conventie] met de ontruiming in gebreke blijft tot een maximum van € 50.000,- is eveneens toewijsbaar.
4.7
Al hetgeen partijen hebben gesteld met betrekking tot de (ongeoorloofde) gedeeltelijke onderverhuur van het gehuurde kan hiermee onbesproken blijven.
Contractuele boetes en rente
4.8
[eisers in conventie] vordert voorts betaling van (primair) de contractuele (boete)rente van 1% per kalendermaand met een minimum van € 300,- op grond van artikel 25.3 van de algemene bepalingen dan wel (subsidiair) de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van iedere huurtermijn, alsmede op grond van artikel 31 van de algemene bepalingen een contractuele boete van € 250,- per dag vanaf de dag de [gedaagde in conventie] in verzuim is komen te verkeren. Gelet op de stapeling van de twee contractuele boetebedingen is voorshands onvoldoende aannemelijk of, en zo ja welke onderdelen van deze vorderingen in de bodemprocedure zullen worden toegewezen, zodat deze vorderingen in dit kort geding worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.9
[eisers in conventie] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
Beslagkosten
4.1
De gevorderde veroordeling in de beslagkosten is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. Door [eisers in conventie] zijn de volgende beslagstukken in het geding gebracht: een proces-verbaal van beslaglegging roerende zaken d.d. 21 maart 2023 van € 169,56 en de daarbij behorende overbetekening van € 92,67. Deze kosten zullen worden toegewezen, te vermeerderen met een salarispunt van € 540,-, alsmede kosten zoals deze volgen uit de door [eisers in conventie] overgelegde (en door [gedaagde in conventie] niet weersproken) factuur van de deurwaarder, te weten de kosten van de slotenmaker van € 127,78, de informatiekosten van € 12,86, overheidsheffing van € 8,64 en de print- en fotokosten van € 66,55, alle bedragen inclusief btw. Aldus zal aan beslagkosten worden toegewezen een totaalbedrag van € 1.018,06. Dit bedrag is te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der overbetekening van het proces-verbaal van beslaglegging, zijnde 23 maart 2023.
Proceskosten
4.11
[gedaagde in conventie] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten waaronder de nakosten, aan de zijde van [eisers in conventie] tot op heden als volgt vastgesteld, met dien verstande dat de gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen indien en voor zover [gedaagde in conventie] de proceskosten niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis zal hebben voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat [gedaagde in conventie] , indien zij door de betekening van het vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien.
- griffierecht € 379,00
  • explootkosten € 132,42
  • salaris gemachtigde
  • totaal € 1.304,42.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten – die worden begroot op € 132,00 en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis – een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
in reconventie
4.12
De vorderingen van [eiseres in reconventie] zullen worden afgewezen omdat voorshands onvoldoende aannemelijk is dat dienovereenkomstige vorderingen in de bodemprocedure zullen worden toegewezen, nu een concrete onderbouwing van die vorderingen ontbreekt. Hiertoe wordt overwogen dat [eiseres in reconventie] ten aanzien van het door haar gevorderde herstel van de gestelde gebreken slechts heeft verwezen naar het rapport van Bouwinspecteurs.nl en een offerte van [bedrijf] , zonder daarbij concreet te benoemen van welke gebreken zij herstel vordert en welke kosten precies met die gebreken gemoeid zijn. Wat betreft de door haar gevorderde schadevergoeding wegens gederfde winst heeft [eiseres in reconventie] ter onderbouwing enkel een ondernemersplan overgelegd waaruit volgt dat de geschatte omzetprognose over het eerste jaar € 530.000,- betrof en daarbij gesteld dat deze omzet voor een groot deel in de zomer zou worden behaald, hetgeen nu niet mogelijk was. Zij heeft daarbij niet gesteld (laat staan onderbouwd) hoe hoog de daadwerkelijk geleden schade is. In dat kader had het op haar weg gelegen in ieder geval inzicht te geven in de omzet die zij in 2022 wel heeft behaald zodat aan de hand daarvan zou blijken welk bedrag aan omzet zij (naar schatting) is misgelopen. De gevorderde huurprijsvermindering is evenmin toewijsbaar. Nog daargelaten dat huurprijsvermindering in artikel 11.3 van de algemene bepalingen is uitgesloten en het dus nog maar zeer de vraag is of [eiseres in reconventie] daar aanspraak op kan maken, is (mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen) niet gebleken dat de gestelde gebreken aan het gehuurde enige huurprijsvermindering rechtvaardigen. Een huurprijsvermindering van 100% ligt in ieder geval niet in de rede, nu vast staat dat [eiseres in reconventie] haar onderneming (ondanks de door haar gestelde ernstige gebreken) wel vanuit het gehuurde exploiteert.
4.13
[eiseres in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie, welke aan de zijde van [verweerders in reconventie] tot op heden worden vastgesteld op € 529,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
veroordeelt [gedaagde in conventie] om binnen 1 maand na betekening van dit vonnis het gehuurde aan [adres 1] en [adres 2] te [plaats 2] in lijn met de bepalingen uit de huurovereenkomst leeg en ontruimd aan [eisers in conventie] ter beschikking te stellen middels overhandiging van de sleutels, dit alles onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of een gedeelte daarvan dat [gedaagde in conventie] daarmee in gebreke blijft en met dien verstande dat [gedaagde in conventie] niet meer zal verbeuren dan € 50.000,-,
veroordeelt [gedaagde in conventie] tot betaling van de achterstallige huurtermijnen over de periode juni 2022 tot en met maart 2023 ter hoogte van € 32.403,80,
veroordeelt [gedaagde in conventie] tot betaling van de huurprijs ter hoogte van € 3.750,- per maand vanaf 1 april tot en met de maand waarin [gedaagde in conventie] het gehuurde correct heeft ontruimd,
veroordeelt [gedaagde in conventie] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.329,84, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 maart 2023,
veroordeelt [gedaagde in conventie] tot betaling van de beslagkosten ter hoogte van € 1.018,06, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 maart 2023,
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers in conventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.304,42, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
wijst de vordering af,
veroordeelt [eiseres in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerders in reconventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 529,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.