Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- salaris gemachtigde € 660,00 (2 punten x tarief € 330,00)
- nakosten
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een loonvordering van [eiser] tegen [gedaagde] B.V. [eiser] vorderde betaling van loon over januari 2022, wettelijke verhoging, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De arbeidsovereenkomst van [eiser] bij [gedaagde] was met wederzijds goedvinden beëindigd per 1 maart 2022, waarbij partijen een vaststellingsovereenkomst hadden gesloten. In deze overeenkomst was overeengekomen dat [gedaagde] een netto equivalent van € 8.000,- bruto zou uitkeren ter finale kwijting, wat ook het salaris tot de einddatum omvatte.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 november 2023 heeft [eiser] gesteld dat het loon over januari 2022 niet was betaald, omdat de loonstrook van januari 2022 het loon over december 2021 zou betreffen. [gedaagde] heeft echter betoogd dat het salaris over januari 2022 wel degelijk was betaald en dat de betalingen aan [eiser] gedurende de periode van augustus 2021 tot en met februari 2022 correct waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] de betalingen niet had weersproken en dat de stelling van [eiser] over de betaling van het loon niet kon worden gevolgd.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vaststellingsovereenkomst bindend was en dat [eiser] geen verdere vorderingen kon instellen, aangezien partijen met de overeenkomst finale kwijting hadden overeengekomen. De vorderingen van [eiser] zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].