In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan [betrokkene] B.V. De boete was opgelegd wegens het parkeren van een voertuig binnen 5 meter van een kruispunt op 31 januari 2022 op de Kronenburgwerf te Breda. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De gemachtigde van betrokkene, mr. R. de Nekker, voerde aan dat de verkeerde feitcode was toegepast, omdat betrokkene stil stond op het kruispunt in plaats van 5 meter ervoor. De gemachtigde verzocht om wijziging van de feitcode en om een proceskostenvergoeding.
Tijdens de zitting was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.M. Oostdam, was wel aanwezig en heeft het verzoek van betrokkene bestreden. De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant en de foto’s in het dossier beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende bewijs was dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende was om de gedraging vast te stellen, tenzij er specifieke feiten en omstandigheden waren die aan de juistheid van die verklaring zouden twijfelen. De kantonrechter zag echter geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en concludeerde dat de boete terecht was opgelegd.
De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.