ECLI:NL:RBZWB:2023:9449

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
10678831 \ MB VERZ 23-434
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete en niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op 23 oktober 2022 te Breda. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde omdat het te laat was ingediend. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 20 november 2023 is de zaak behandeld. De zittingsvertegenwoordiger, mr. C.M. Oostdam, heeft aangevoerd dat het beroep ongegrond verklaard moet worden, omdat het administratief beroep niet tijdig was ingediend. Betrokkene was niet aanwezig op de zitting en heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij niet verantwoordelijk was voor de gedraging, omdat het voertuig was verhuurd.

De kantonrechter heeft overwogen dat de termijn voor het instellen van beroep bij de officier van justitie op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken bedraagt en dat deze termijn op 27 december 2022 eindigde. Aangezien het beroepschrift pas op 30 januari 2023 door de officier van justitie is ontvangen, was het beroep te laat. De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat de termijnoverschrijding niet aan hem kan worden toegerekend. Daarom heeft de kantonrechter geoordeeld dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond is.

Daarnaast heeft de kantonrechter vastgesteld dat de verhoging van de boete tot € 150,00 ten onrechte was, en heeft bepaald dat de verhoging komt te vervallen. De oorspronkelijke boete van € 100,00 plus € 9,00 administratiekosten blijft staan. De uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10678831 \ MB VERZ 23-434
CJIB-nummer : 9062 5422 5359 7921
uitspraakdatum : 20 november 2023
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 20 november 2023. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord c12 op 23 oktober 2022 op de Houtmarkt (richting Oude Vest) te Breda.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat hij niet verantwoordelijk is voor de gedraging, omdat het voertuig was verhuurd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren, omdat het administratief beroep niet tijdig was ingediend en terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Er is niet gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding. De zittingsvertegenwoordiger wijst erop dat de boete ten onrechte is verhoogd en verzoekt in de uitspraak op te nemen dat de verhoging komt te vervallen.

Overwegingen

De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingesteld.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor het instellen van beroep bij de officier van justitie geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 27 december 2022. De officier van justitie heeft het beroepschrift echter pas op 30 januari 2023 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. Betrokkene heeft hierover echter niets aangevoerd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat het te laat beroep instellen niet aan hem kan worden toegerekend.
De officier van justitie heeft het beroep dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het beroep tegen die beslissing ongegrond is.
Gelet op het standpunt van de zittingsvertegenwoordiger is de kantonrechter van oordeel dat de boete ten onrechte is verhoogd tot € 150,00 te vermeerderen met € 9,00 administratiekosten. Het oorspronkelijke boetebedrag bedraagt € 100,00, plus € 9,00 administratiekosten. De kantonrechter bepaalt dat de eerste verhoging komt te vervallen.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat de verhoging van de boete komt te vervallen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier
K. Verdult, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2023.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: