ECLI:NL:RBZWB:2023:9454

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
10001970 \ MB VERZ 22-710
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op 3 november 2021 op de Baliëndijk te Breda. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 20 november 2023 was de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. C.M. Oostdam, aanwezig, terwijl betrokkene niet verscheen. De kantonrechter heeft de zaak inhoudelijk beoordeeld en vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene voerde aan dat hij de gedraging niet had verricht, omdat hij zijn telefoon in een houder had en niet in zijn hand. De kantonrechter oordeelde echter dat er geen reden was om te twijfelen aan de waarneming van de verbalisant.

Wel constateerde de kantonrechter een overschrijding van de redelijke termijn van berechting, waardoor de boete met 25% werd gematigd. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en wijzigde de beslissing van de officier van justitie, waardoor de boete werd vastgesteld op € 187,50, plus € 9,- administratiekosten. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door griffier K. Verdult.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10001970 \ MB VERZ 22-710
CJIB-nummer: 7062 5422 4540 7834
uitspraakdatum: 20 november 2023
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 20 november 2023 Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op 3 november 2021 op de Baliëndijk te Breda.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat hij niet in staat is de zekerheid te betalen. Hij is student en beschikt niet over enig inkomen. Betrokkene stelt zich op het standpunt dat hij de gedraging niet heeft verricht. Hij had zijn telefoon niet in zijn hand, maar in een telefoonhouder. Volgens betrokkene waren de verbalisanten het ook niet met elkaar eens en werd hij verward met de bijrijder die wel een telefoon in zijn hand had.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het draagkrachtverweer van betrokkene te verwerpen nu dit onvoldoende is onderbouwd. Betrokkene heeft zijn financiële situatie onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Indien de zaak desondanks inhoudelijk wordt behandeld verzoekt de zittingsvertegenwoordiger het beroep deels gegrond te verklaren. Door betrokkene is inconsistent verweer gevoerd. Er is geen reden om te twijfelen aan de waarneming van de verbalisant. Door de verbalisant is op mijn verzoek een aanvullend proces-verbaal opgemaakt dat ik u per mail heb toegestuurd. De verbalisant kan zich na twee
jaar dit specifieke voorval niet meer herinneren. Als er ooit sprake is van twijfel of onduidelijkheid of er daadwerkelijk een verkeersovertreding is gepleegd, maakt de verbalisant geen proces-verbaal op. Bij haar is dan ook geen enkele sprake van twijfel. Dit versterkt de juistheid van de waarneming. De gedraging kan worden vastgesteld. Wel is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de boete dient te worden gematigd met 25%.

Overwegingen

Zekerheidstelling
Op grond van artikel 11 Wahv moet de indiener van een beroepschrift eerst een bedrag aan zekerheidstelling betalen voordat het beroep in behandeling kan worden genomen. Betrokkene heeft deze zekerheidstelling van (ten minste) €234,00 niet betaald.
Betrokkene heeft aangevoerd de zekerheid niet te kunnen betalen. Hoewel betrokkene dit onvoldoende met bewijsstukken heeft onderbouwd, zal de kantonrechter hem – mede uit proceseconomisch oogpunt – het voordeel van de twijfel geven. De te betalen zekerheid wordt daarom op nihil gesteld.
Inhoudelijk
De kantonrechter zal het beroep tegen de boete vervolgens inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant, gelet ook op het aanvullend proces-verbaal van de verbalisant. Bovendien komt betrokkene pas bij de kantonrechter met een verklaring over een telefoonhouder en de telefoon van de bijrijder.
De boete is dus terecht opgelegd.
Redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval dateert de boete van 3 november 2021 en is de redelijke termijn dus met ruim twee weken overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 187,50, plus € 9,- administratiekosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier K. Verdult, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2023.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: