ECLI:NL:RBZWB:2023:9455

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
10016124 \ MB VERZ 22-726
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op 26 augustus 2021 op de Crogtdijk te Breda. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat hij niet in staat was de zekerheidstelling te betalen, omdat hij onder de armoedegrens leeft. Hij stelde dat de verkeerslichten moeilijk zichtbaar waren door hun hoogte en dat hij zich moest concentreren op het verkeer voor hem.

De kantonrechter heeft de zaak inhoudelijk beoordeeld en vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. De foto’s toonden aan dat betrokkene door het rode licht was gereden. De kantonrechter oordeelde dat betrokkene verantwoordelijk is voor zijn zicht vanuit het voertuig en dat hij ervoor moet zorgen dat hij de verkeersborden en -lichten goed kan zien. Ondanks de argumenten van betrokkene om de boete te matigen, zag de kantonrechter geen aanleiding om dit te doen, aangezien de verkeerslichten niet op een ongebruikelijke hoogte hingen en betrokkene een gevaar op de weg vormde.

Echter, de kantonrechter constateerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, aangezien de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter samen langer dan twee jaar had geduurd. Dit leidde tot de beslissing om de boete te matigen. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en wijzigde de beslissing van de officier van justitie, waardoor de boete werd gematigd tot € 175,00, plus € 9,- administratiekosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10016124 \ MB VERZ 22-726
CJIB-nummer: 9062 5422 4395 9896
uitspraakdatum: 20 november 2023
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 20 november 2023 Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op 26 augustus 2021 op de Crogtdijk te Breda.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat hij niet in staat is de zekerheidstelling te betalen, omdat hij onder de armoedegrens leeft.
Betrokkene stelt zich op het standpunt dat het niet aan hem te verwijten is dat de gedraging is verricht. De verkeerslichten hingen op minimaal 6 meter hoogte, waardoor deze lastig zichtbaar waren. Er was sprake van een harmonicafile, waardoor betrokkene zich heeft gefocust op de afstand met zijn voorganger in plaats van het verkeerslicht.
Ter zitting heeft betrokkene een foto getoond van het zicht dat hij vanuit zijn voertuig heeft. Betrokkene licht toe dat hij de verkeerslichten die op hoogte hangen niet kan zien. Hij kon niet én op de verkeerslichten letten én op het verkeer voor hem, waardoor hij enkel naar het verkeer voor hem heeft gekeken. Daarnaast heeft betrokkene stukken opgevraagd, maar hier heeft hij geen reactie op ontvangen van het openbaar ministerie.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht de zekerheid op nihil te stellen en het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gedraging kan worden vastgesteld. Op de foto’s is te zien dat betrokkene het rode verkeerslicht passeert. Betrokkene stelt dat hij het verkeerslicht niet kon zien. Echter, dit is de verantwoordelijkheid van betrokkene. Hij moet er zorg voor dragen dat hij het verkeerslicht kan zien, bijvoorbeeld door zijn zitpostitie aan te passen. De stukken die betrokkene heeft opgevraagd behoeven geen onderdeel uit te maken van het dossier, tenzij er twijfel is over bijvoorbeeld de juistheid van een meting. Dergelijke twijfel bestaat in deze zaak niet.

Overwegingen

Zekerheidstelling
Op grond van artikel 11 Wahv moet de indiener van een beroepschrift eerst een bedrag aan zekerheidstelling betalen voordat het beroep in behandeling kan worden genomen. Betrokkene heeft deze zekerheidstelling van (ten minste) € 234,00 niet betaald.
Betrokkene heeft aangevoerd de zekerheid niet te kunnen betalen. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene dit voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De te betalen zekerheid wordt daarom op nihil gesteld.
Inhoudelijk
De kantonrechter zal het beroep tegen de boete vervolgens inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de foto’s - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Op de foto’s is duidelijk te zien dat betrokkene door het rode licht rijdt. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om de boete te matigen. Betrokkene is verantwoordelijk voor zijn zicht vanuit het voertuig, zodat hij de andere weggebruikers kan zien. Dit houdt ook in dat betrokkene er voor moet zorgen dat hij de verkeersborden en -lichten goed kan zien. Deze verkeerslichten hangen ook niet op een ongebruikelijke hoogte. Als betrokkene onvoldoende zicht heeft, is hij een gevaar op de weg en mag hij niet de weg op. De verkeerslichten zijn er juist om gevaarlijke verkeerssituaties te voorkomen.
Redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval dateert de boete van 6 september 2021 en is de redelijke termijn dus met ruim twee maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen. Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 175,00, plus € 9,- administratiekosten;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier K. Verdult, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2023.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: