ECLI:NL:RBZWB:2023:9466

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
10650470 \ MB VERZ 23-409
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen, maar heeft hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 20 november 2023 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.M. Oostdam.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het wisselen van rijstrook zonder het andere verkeer voor te laten gaan op 19 mei 2022 op de Rijksweg A27 in Oosterhout. De betrokkene voerde in zijn beroepschrift aan dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd aan een derde partij en verzocht de boete op deze huurder te verhalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene een geldige huurovereenkomst had overgelegd, waardoor de uitzondering onder artikel 8 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) van toepassing was.

De kantonrechter oordeelde dat de boete ten onrechte aan de betrokkene als kentekenhouder was opgelegd, omdat niet kon worden vastgesteld wie de bestuurder was op het moment van de gedraging. Het beroep werd gegrond verklaard, de beschikking waarbij de boete was opgelegd werd vernietigd, en de officier van justitie werd opgedragen het betaalde bedrag van € 259,00 aan de betrokkene terug te betalen. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10650470 \ MB VERZ 23-409
CJIB-nummer : 8062 5422 4988 6080
uitspraakdatum : 20 november 2023
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 20 november 2023. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
van rijstrook wisselen zonder het andere verkeer voor te laten gaan op 19 mei 2022 op de Rijksweg A27 in Oosterhout.
De betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd aan mevrouw [naam] . Verzocht wordt de boete op haar te verhalen. Bijgevoegd zijn een huurovereenkomst en een kopie van het rijbewijs van de huurder.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft een geslaagd beroep gedaan op artikel 8 Wahv.

Overwegingen

Op grond van artikel 5 Wahv wordt, als niet direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is, de boete opgelegd aan de kentekenhouder.
Ingevolge artikel 8 Wahv is dat alleen dan anders indien de kentekenhouder
( a) niet heeft kunnen voorkomen dat een ander van het voertuig gebruik heeft gemaakt of
( b) een schriftelijke bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst van ten hoogste drie maanden met betrekking tot het voertuig overlegt of
( c) ten tijde van de gedraging niet meer de eigenaar van het voertuig was.
Betrokkene stelt dat het voertuig zou zijn verhuurd ten tijde van de gedraging. De kantonrechter begrijpt dat betrokkene hiermee een beroep doet op de uitzondering onder b (bedrijfsmatige verhuur). Betrokkene heeft die stelling voldoende onderbouwd door een geldige huurovereenkomst te overleggen. Daarmee staat vast dat die uitzondering zich heeft voorgedaan. De boete is dan ook ten onrechte aan betrokkene als kentekenhouder opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 259,00 dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier K. Verdult, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2023.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: