In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op 2 december 2022 op de A16 te Prinsenbeek. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zitting vond plaats op 20 november 2023, maar betrokkene en zijn gemachtigde, mr. R. de Nekker, waren niet aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroep te laat was ingediend, aangezien de termijn van zes weken voor het indienen van beroep op 3 februari 2023 eindigde, terwijl het beroepschrift pas op 1 maart 2023 was ontvangen. De kantonrechter heeft betrokkene erop gewezen dat als het beroep te laat is ingediend zonder geldige reden, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Aangezien betrokkene niet is verschenen en geen argumenten heeft aangevoerd over de te late indiening, heeft de kantonrechter geoordeeld dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vertraging niet aan hem kan worden toegerekend. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard en werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en griffier K. Verdult.