ECLI:NL:RBZWB:2023:9481

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
10093924 \ MB VERZ 22-865
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.J.L. Schakenraad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring van beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie die was opgelegd voor het geven van signalen op het Wagnerplein in Tilburg op 12 november 2021. De betrokkene betwistte de gedraging en voerde aan dat hij had geclaxonneerd om een aanrijding te voorkomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging, zoals beschreven in de verklaring van de verbalisant, voldoende is aangetoond en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter oordeelde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, aangezien de procedure meer dan twee jaar had geduurd. Dit leidde tot een matiging van de boete met 25%. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de kantonrechter kende een proceskostenvergoeding toe aan de betrokkene. De uiteindelijke beslissing was dat de boete werd gematigd tot € 75,- plus administratiekosten, en dat de officier van justitie de te veel betaalde zekerheid moest terugbetalen. De uitspraak werd openbaar gedaan door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10093924 \ MB VERZ 22-865
CJIB-nummer: 9062 5422 4600 4200
uitspraakdatum: 21 november 2023
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Skandara)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de inleidende beschikking gewijzigd. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 november 2023. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: signalen geven in een ander geval of op een andere manier dan mag op de Wagnerplein (t.h.v. pand 135) te Tilburg op 12 november 2021 om 16:22 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokkene afstand doet van de uitlatingen die gedaan zouden zijn ter plaatse. Tevens betwist betrokkene de verweten gedraging te hebben verricht. Betrokkene heeft inderdaad geclaxonneerd, maar dit was ter afwending van dreigend gevaar. Betrokkene wilde namelijk een parkeervak inrijden, toen er ineens een ander voertuig ook het parkeervak in wilde rijden. Doordat betrokkene claxonneerde, kwamen deze twee voertuigen net niet tot een botsing. Daarmee kan niet gesteld worden dat signalen zijn gegeven in een ander geval dan mag. Voorts stelt gemachtigde dat de redelijke termijn is geschonden, waardoor volgens jurisprudentie een strafkorting van 25% moet worden toegepast. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De boete is dus terecht opgelegd.
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval dateert de boete van 12 november 2021 en is de redelijke termijn dus met meer dan 2 jaren geschonden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter. De kantonrechter zal daarom een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,5 x € 837,- = € 418,50.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.L. Schakenraad, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: