ECLI:NL:RBZWB:2023:9482

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
9470869 \ MB VERZ 21-348
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.J.L. Schakenraad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete en proceskostenvergoeding in samenhangende zaken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren op een verboden plek op het Besterdplein te Tilburg op 9 juni 2020. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de opgelegde boete, waarna de officier van justitie de boetebeschikking heeft vernietigd en een proceskostenvergoeding heeft toegekend voor 38 samenhangende zaken. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, heeft echter betoogd dat de officier van justitie ten onrechte deze zaken als samenhangend heeft beschouwd, aangezien de verweren inhoudelijk sterk van elkaar verschillen en de beroepen op verschillende momenten zijn ingediend.

Tijdens de zitting op 21 november 2023 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde en de betrokkene niet aanwezig waren. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft de stelling van de gemachtigde ondersteund en aangegeven dat het beroep gegrond verklaard moet worden. De kantonrechter heeft, na het horen van de standpunten, geoordeeld dat er geen sprake is van samenhangende zaken en dat de officier van justitie ten onrechte deze samenhang heeft aangenomen. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard en is de eerdere beslissing van de officier van justitie vernietigd.

De kantonrechter heeft de proceskostenvergoeding berekend en vastgesteld op € 657,-, waarbij rekening is gehouden met de werkzaamheden die zijn verricht in deze fase van de procedure. De officier van justitie is veroordeeld tot het vergoeden van deze kosten, met een nabetaling van € 641,19. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 9470869 \ MB VERZ 21-348
CJIB-nummer : 0062 5422 3455 5119
uitspraakdatum : 21 november 2023
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de boetebeschikking vernietigd. Vervolgens is er een proceskostenvergoeding toegekend van € 600,75 voor 38 samenhangende zaken. Tegen de proceskostenvergoeding is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 november 2023. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op parkeergelegenheid op dagen/uren waarop volgens onderbord verboden, Besterdplein te Tilburg op 9 juni 2020.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de officier van justitie ten onrechte 38 zaken als samenhangend heeft beschouwd. Gemachtigde stelt dat de werkzaamheden niet nagenoeg identiek waren. Het gaat om zaken die inhoudelijk (sterk) afwijkende verweren kennen, de toelichting van betrokkene (sterk) afwijkend is en de beroepen verspreid over meerdere maanden zijn ingediend én behandeld op diverse hoorzittingen. Het gaat er om of de werkzaamheden nagenoeg identiek zijn en niet om welke reden de beschikkingen zijn vernietigd. Gemachtigde verwijst naar verschillende uitspraken. Ook verzoekt gemachtigde om wegingsfactor gemiddeld toe te passen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft aangevoerd dat het beroepschrift, samen met de andere beroepschriften, onterecht als samenhangend is aangemerkt. Gelet daarop dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Overwegingen
Met de gemachtigde en de zittingsvertegenwoordiger is de kantonrechter van oordeel dat er geen sprake is van samenhangende zaken. De officier van justitie heeft dan ook ten onrechte samenhang van deze zaak met 38 andere zaken aangenomen. Het beroep is gegrond.
Dit betekent dat het bestreden besluit, waarbij een proceskostenvergoeding is toegekend op basis van samenhangende zaken, moet worden vernietigd en dat er een aangepaste proceskostenvergoeding moet worden toegekend.
De kantonrechter overweegt dat voor de fase bij de kantonrechter wegingsfactor 0,25 zal worden toegepast, nu in deze fase alleen de proceskostenvergoeding nog in geschil was.
Bij de berekening van de proceskostenvergoeding wordt voor de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie, met toepassing van artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, 0,5 punt toegekend (zie ECLI:NL:GHARL:2021:7004).
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 597,- = € 298,50
telefonische hoorzitting: 0,5 punt x gewicht 0,5 x € 597,- = € 149,25
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 837,- =
€ 209,25
totaal € 657,00
Bij de uitbetaling mag de officier van justitie het aan deze zaak toe te rekenen deel van de eerder toegekende proceskostenvergoeding in mindering brengen, te weten € 600,75 / 38 = € 15,81 zodat de nabetaling € 641,19 bedraagt.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie voor zover daarbij voor deze zaak een proceskostenvergoeding is toegekend gebaseerd op samenhangende zaken;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 657,-;
‒ bepaalt dat de officier van justitie daarvan € 641,19 dient (na) te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.L. Schakenraad, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: