Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
€ 209,25
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren op een verboden plek op het Besterdplein te Tilburg op 9 juni 2020. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de opgelegde boete, waarna de officier van justitie de boetebeschikking heeft vernietigd en een proceskostenvergoeding heeft toegekend voor 38 samenhangende zaken. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, heeft echter betoogd dat de officier van justitie ten onrechte deze zaken als samenhangend heeft beschouwd, aangezien de verweren inhoudelijk sterk van elkaar verschillen en de beroepen op verschillende momenten zijn ingediend.
Tijdens de zitting op 21 november 2023 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde en de betrokkene niet aanwezig waren. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft de stelling van de gemachtigde ondersteund en aangegeven dat het beroep gegrond verklaard moet worden. De kantonrechter heeft, na het horen van de standpunten, geoordeeld dat er geen sprake is van samenhangende zaken en dat de officier van justitie ten onrechte deze samenhang heeft aangenomen. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard en is de eerdere beslissing van de officier van justitie vernietigd.
De kantonrechter heeft de proceskostenvergoeding berekend en vastgesteld op € 657,-, waarbij rekening is gehouden met de werkzaamheden die zijn verricht in deze fase van de procedure. De officier van justitie is veroordeeld tot het vergoeden van deze kosten, met een nabetaling van € 641,19. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.