Op 6 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank oordeelt dat de zorgverantwoordelijke onterecht de plaatsing van een dwangdepot onder de verplichte zorgvorm 'aanbrengen van beperkingen in de vrijheid' heeft geschaard. De rechtbank verduidelijkt dat deze zorgvorm betrekking heeft op het toedienen van medicatie, en dat dwangmedicatie of een korte opname ook onder deze zorgvorm valt. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1993, die momenteel verblijft in een accommodatie en lijdt aan een psychische stoornis, met ernstige gevolgen voor zijn welzijn.
De officier van justitie heeft verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, met als doel het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van de betrokkene. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 oktober 2023 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en zijn advocaat. De betrokkene heeft aangegeven dat hij liever geen zorgmachtiging wil, maar heeft geen overwegende bezwaren tegen de verlening ervan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden.
De rechtbank heeft de verzochte vormen van verplichte zorg beoordeeld en geconcludeerd dat deze noodzakelijk zijn om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren en te herstellen. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van twaalf maanden, met de mogelijkheid tot het treffen van maatregelen die de betrokkene verplichten tot het innemen van medicatie en het beperken van zijn vrijheid in bepaalde aspecten van zijn leven. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Gremmen en is op 13 oktober 2023 schriftelijk uitgewerkt.