ECLI:NL:RBZWB:2023:9497

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
C/02/416598 en C/02/417237
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling en spoedmachtiging uithuisplaatsing van minderjarige in verband met verslavingsproblematiek van de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, omdat er zorgen zijn over de fysieke en emotionele beschikbaarheid van de moeder, die is teruggevallen in een cocaïneverslaving. De minderjarige verblijft momenteel tijdelijk bij de grootmoeder, met instemming van de moeder, die erkent dat ze hulp nodig heeft en bereid is om aan haar verslavingsproblematiek te werken.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet voldoende meewerkt aan de hulpverlening en dat er geen zicht is op de opvoedsituatie van [minderjarige] bij de moeder thuis. De moeder heeft recentelijk drugs gebruikt terwijl [minderjarige] in huis was, wat heeft geleid tot zorgen over de veiligheid van de minderjarige. De kinderrechter heeft daarom de ondertoezichtstelling uitgesproken en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de situatie van [minderjarige] kan worden gemonitord.

Daarnaast heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van twee weken, omdat de situatie bij de moeder als te onveilig werd ingeschat. De moeder heeft ingestemd met de plaatsing van [minderjarige] bij de grootmoeder, zolang dat nodig is. De kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat de moeder de benodigde hulpverlening zal accepteren en dat de hechting tussen de moeder en [minderjarige] in de toekomst kan worden gewaarborgd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/416598 / JE RK 23-2131 (
verzoek tot ondertoezichtstelling)
C/02/417237 / JE RK 23-2227 (
verzoek tot spoedmachtiging uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 19 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en spoedmachtiging uithuisplaatsing
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda, hierna te noemen: de raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2022 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt in beide zaken als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .
advocaat in de zaak met zaaknummer C/02/417237 / JE RK 23-2227: mr. M.T.E. Kranenburg te Roosendaal.
De kinderrechter merkt in beide zaken als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
In de zaak met zaaknummer: C/02/416598 / JE RK 23-2131
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 30 november 2023.
In de zaak met zaaknummer: C/02/417237 / JE RK 23-2227
- het mondelinge (spoed)verzoek van de raad van 19 december 2023;
- het op schrift gestelde verzoek van de raad van 20 december 2023, binnengekomen bij de rechtbank op dezelfde dag;
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordiger van de raad;
  • de moeder;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is in de zaak met zaaknummer C/02/417237 / JE RK 23-2227 aan de moeder als advocaat toegevoegd mr. M.T.E. Kranenburg.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder, maar verblijft op dit moment feitelijk bij oma (mz).

3.Het verzoek

In de zaak met zaaknummer: C/02/416598 / JE RK 23-2131
3.1.
De raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
In de zaak met zaaknummer: C/02/417237 / JE RK 23-2227
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 19 december 2023 heeft de raad ook een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van drie maanden verzocht, welk verzoek bij de rechtbank is geregistreerd onder zaaknummer: C/02/417237 JE RK 23-2227. Gelet op hun nauwe samenhang zijn de verzoeken gelijktijdig behandeld.

4.De standpunten

4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek tot ondertoezichtstelling stelt de raad het volgende.
Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] , omdat sprake is van een hardnekkige verslaving bij de moeder, moeder zicht niet houdt aan afspraken en hulp niet accepteert. Sinds de zomer zijn er zorgen dat de moeder, na een succesvolle moeder-kind opname en een periode clean te zijn geweest, weer is teruggevallen in haar gebruik. De raad is bezorgd dat de moeder de drang naar drugs onvoldoende onder controle heeft en dat zij, bij drugsgebruik, onvoldoende in staat is om voor [minderjarige] te zorgen. De raad maakt zich ernstig zorgen dat de moeder verder afglijdt in haar cocaïneverslaving.
Uit het onderzoek komt naar voren dat de moeder de capaciteiten heeft een goede opvoeding en verzorging te bieden. De raad heeft echter twijfels of de moeder dat in combinatie met het gebruik van drugs kan blijven vasthouden en of zij hulp blijvend laat binnenkomen. Ondanks het nadrukkelijke advies daartoe, heeft de moeder – na eerder wel te hebben ingestemd – een klinische opname afgewezen. Zij houdt zich daarnaast onvoldoende aan gemaakte afspraken. Gedurende het onderzoek is het beeld ontstaan dat moeder instemt met wat nodig is om de hulpverlening tevreden te stemmen, maar vervolgens niet consequent meewerkt. Doordat de moeder niet (voldoende) meewerkt verdwijnt het zicht op [minderjarige] en de moeder. Hierdoor is het onvoldoende duidelijk of moeder in staat is om te allen tijde een veilige opvoedingsomgeving te realiseren. Zorgelijk in dat verband is dat [minderjarige] regelmatig is afgemeld bij de kinderopvang en zeer recent niet door de moeder is opgehaald.
De raad gunt de moeder en [minderjarige] dat nu doorgepakt kan worden, dat de moeder zich gesteund kan voelen door iemand die naast haar staat en haar kan helpen met het blijven inzien dat behandeling op termijn meer perspectief biedt en haar angst om [minderjarige] kwijt te raken minder reëel wordt. De raad vindt het daarbij belangrijk dat de moeder en [minderjarige] niet langdurig uit elkaar worden gehaald. [minderjarige] wordt binnenkort twee en een breuk in de hechtingsrelatie met de moeder zal voor een trauma zorgen. Een gezamenlijke klinische opname of een kortere opname met dagbehandeling is wel nodig.
De moeder is op dit moment bereid, maar onvoldoende in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening (klinische opname) te accepteren die nodig is om de zorgen over de veiligheid van [minderjarige] weg te nemen. De verwachting is dat de moeder de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn weer zelf kan dragen. Een ondertoezichtstelling voor een jaar is nodig om te monitoren of moeder daadwerkelijk een klinische behandeling aangaat en of de situatie daarna voldoende is gestabiliseerd.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is verder toegelicht dat de moeder het eerste weekend van december 2023 drugs heeft gebruikt, terwijl [minderjarige] in huis aanwezig was. De daaropvolgende dag heeft de moeder [minderjarige] niet opgehaald van het kinderdagverblijf. Hulpverlening constateerde die week dat de situatie voor [minderjarige] te onveilig werd en ook de verzorging liet te wensen over. Door het Sociaal Team is aan moeder de keuze voorgelegd van een plaatsing bij oma (mz) of in een pleeggezin, waarna de moeder vrijwillig meewerkte aan een plaatsing bij oma (mz). Gelet hierop heeft de raad tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek tot ondertoezichtstelling een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van drie maanden verzocht
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de moeder naar voren gebracht dat zij het eens is met het verzoek tot ondertoezichtstelling. De moeder erkent daarbij dat het vrij recent niet goed is gegaan en dat zij [minderjarige] niet heeft opgehaald van de kinderdagopvang. Dit is de reden dat [minderjarige] op dit moment, met haar instemming, bij oma (mz) verblijft. De moeder heeft hierdoor rust gehad en zij heeft haar huis opgeruimd. Op 1 februari 2024 heeft de moeder en intake bij GGZ interventie voor een klinische opname. Dit is een opname zonder [minderjarige] , die dan bij oma (mz) zal verblijven. Dat [minderjarige] op dit moment bij oma (mz) verblijft, vindt de moeder fijn, maar zij wil hem niet langer missen dan nodig. De moeder wil zichzelf gaan bewijzen en is bereid tot het doen van urine-/bloedtesten in het kader van haar verslaving.
4.3.
Door de GI is naar voren gebracht dat zij bereid zijn de ondertoezichtstelling uit te voeren. Het verzoek tot ondertoezichtstelling heeft code rood gekregen. Daarmee wordt beoogd zo snel mogelijk een (vaste) jeugdbeschermer aan te stellen indien de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken.

5.De beoordeling

Verzoek tot ondertoezichtstelling (C/02/416598 / JE RK 23-2131)
5.1.
Op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de minderjarige onder toezicht stellen van een GI indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouders die het gezag uitoefenen, door dezen niet of niet voldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voornoemd. De kinderrechter deelt de zorgen van de Raad over de fysieke en emotionele beschikbaarheid van de moeder, die beaamt te zijn teruggevallen in haar cocaïneverslaving. Sinds de geboorte van [minderjarige] heeft de moeder zich, gedurende een intensieve moeder-kind opname bij [jeugdhulp] ( [locatie] ), ingezet om clean te worden. Dat is ontzettend knap van haar. Na thuiskomst, is zij enige maanden later alsnog teruggevallen in cocaïnegebruik. Zorgelijk is dat zij de geadviseerde hulpverlening niet heeft aangegrepen. Daardoor is er geen zicht (geweest) op de opvoedsituatie van [minderjarige] bij de moeder thuis en is het onzeker of zij hem de benodigde veiligheid en stabiliteit kan bieden. [minderjarige] is regelmatig afgemeld bij de kinderopvang, of niet gebracht en zeer recent heeft de kinderopvang hem zelf terug moeten brengen. De concrete ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] is gelegen in voornoemde zorgen en de onzekerheid of de moeder [minderjarige] voldoende basisveiligheid en stabiliteit kan bieden. De kinderrechter is van oordeel dat hulpverlening nodig is in een gedwongen kader om de opvoedsituatie bij de moeder in beeld te brengen en te waarborgen dat zij de benodigde hulpverlening accepteert. Het is van belang dat de GI regie voert, en daarin ook de belangen van [minderjarige] monitort. Voorop staat dat bij de in te zetten hulpverlening steeds ook de hechting tussen de moeder en [minderjarige] in ogenschouw wordt genomen.
5.3.
Binnen de ondertoezichtstelling moet er worden gewerkt aan de door de raad opgestelde doelen:
- [minderjarige] wordt niet belast met de verslavingsproblematiek van de moeder;
- [minderjarige] is altijd onder begeleiding van een nuchtere volwassene;
- moeder accepteert hulpverlening voor haar verslavingsproblematiek/middelengebruik.
5.4.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] uitspreken voor de duur zoals is verzocht, nu de situatie van de moeder kwetsbaar is en het de verwachting is dat het afwenden van de ontwikkelingsbedreiging tijd zal kosten. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat deze kleurcode niet wordt gewijzigd en er inderdaad snel een (vaste) jeugdbeschermer wordt aangesteld. De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals ook door de raad is verzocht. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Verzoek tot spoedmachtiging uithuisplaatsing (C/02/417237 / JE RK 23-2227)
5.5.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:265b, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen.
5.6.
Op grond van het bepaalde in artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking betreffende een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige aanstonds worden afgegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.
5.7.
Op basis van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] in het belang van zijn verzorging en opvoeding uit huis wordt geplaatst. De kinderrechter overweegt dat [minderjarige] feitelijk bij oma en (stief)opa (mz) verblijft, omdat de situatie thuis bij de moeder door het Sociaal Team [plaats] als te onveilig werd ingeschat. De moeder heeft namelijk in het eerste weekend van december 2023 drugs gebruikt terwijl [minderjarige] op bed lag en de dag daarna heeft de moeder [minderjarige] niet opgehaald van het kinderdagverblijf. De moeder heeft aangegeven achter deze plaatsing te staan zolang dat nodig is.
De kinderrechter overweegt dat het verzoek om [minderjarige] (met spoed) uit huis te plaatsen een ingrijpend verzoek is. De moeder heeft hier pas tijdens de mondelinge behandeling en zonder bijstand van een advocaat kennis van kunnen nemen. De kinderrechter heeft de moeder weliswaar op het verzoek kunnen horen, maar acht het gelet op deze omstandigheden nadrukkelijk in haar belang, mede gelet op haar kwetsbaarheid, dat zij zich kan laten bijstaan door een advocaat om, ter gelegenheid van een nader te bepalen mondelinge behandeling, een onderbouwd standpunt te kunnen innemen.
Dat biedt de raad de gelegenheid om op korte termijn een informele screening te verrichten en met oma en (stief)opa (mz) te bespreken of zij de komende drie maanden bereid en in staat is om [minderjarige] op te vangen. De kinderrechter zal het verzoek daarom toewijzen voor de duur van twee weken, te weten van 19 december 2023 en tot 2 januari 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
5.8.
De raad, de moeder en haar advocaat en de GI worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna te noemen mondelinge behandeling. In afwachting hiervan zal de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin (te weten bij oma en (stief)opa mz) worden verleend voor de duur van twee weken. Het resterende deel van het verzoek zal worden besproken tijdens de mondelinge behandeling van 28 december 2023 om 15:45 uur. Indien de moeder van mening is dat het verzoek kan worden toegewezen zonder mondelinge behandeling, verwacht de kinderrechter dat dit schriftelijk door de advocaat kenbaar wordt gemaakt.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met procedurenummer: C/02/416598 / JE RK 23-2131
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 19 december 2023 tot 19 december 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
In de zaak met procedurenummer: C/02/417237 / JE RK 23-2227
6.3.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin (te weten bij oma en (stief)opa mz), met ingang van 19 december 2023 tot 2 januari 2024;
6.4.
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
bepaalt dat de raad, de GI en de moeder en haar advocaat zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling van
donderdag 28 december 2023 om 15:45 uur, welke wordt gehouden in het gerechtsgebouw van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, gelegen aan de Stationslaan 10;
6.6.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de raad, de GI en de moeder en haar advocaat;
6.7.
houdt de beslissing voor het overige aan.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023 door mr. De Jong, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Van Egeraat als griffier, en op schrift gesteld op 20 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.