ECLI:NL:RBZWB:2023:9498

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
C/02/414251 / JE RK 23-1698
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 december 2023 een nadere beschikking gegeven over de machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2011. De kinderrechter heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoek van Stichting Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling, die om een aansluitende machtiging gesloten jeugdhulp vroeg voor de minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd over het verzoek. De minderjarige is eerder ontheven van het gezag door de moeder en is sinds 2014 onder voogdij geplaatst.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige in een gesloten setting verblijft en dat er sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, waaronder wegloopgedrag. De kinderrechter heeft de noodzaak van de gesloten jeugdhulp onderbouwd door te verwijzen naar de risico's die de minderjarige loopt en de behoefte aan stabilisatie en observatie. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat er pogingen zijn gedaan om de minderjarige te behandelen, maar dat deze niet succesvol zijn gebleken.

De kinderrechter heeft besloten om de machtiging gesloten jeugdhulp voor de minderjarige te verlenen voor de duur van drie maanden, met ingang van 3 januari 2024 tot 3 april 2024. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI moet toezien op de duur van de opname en dat er alles aan gedaan moet worden om de minderjarige zo snel mogelijk naar een meer passende zorgsetting te verplaatsen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/414251 / JE RK 23-1698
Datum uitspraak: 14 december 2023
Nadere beschikking van de kinderrechter over machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Tilburg, hierna te noemen: de GI,
over de minderjarige
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. N. Assouiki te Tilburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, de kinderrechter over het verzoek geadviseerd.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 3 oktober 2023 en alle daarin genoemde stukken;
  • de briefrapportage van 8 december 2023 van de GI, met bijlage;
  • de door mr. Assouiki tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotities.
1.2.
Op 14 december 2023 heeft de kinderrechter het resterende deel van het verzoek, met gesloten deuren, mondeling behandeld.
1.3.
Bij die behandeling zijn verschenen en heeft de kinderrechter gehoord:
  • [minderjarige] , die ook apart is gehoord, bijgestaan door mr. Assouiki;
  • een vertegenwoordigster namens de GI;
  • een vertegenwoordigster namens de Raad.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 8 december 2014 is de moeder ontheven van het gezag over [minderjarige] en is Stichting Bureau Jeugdzorg Noord Brabant (nu: de GI) benoemd tot voogdes over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 26 september 2023 is, zonder daaraan voorafgaand verhoor van partijen, een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] verleend voor de duur van twee weken, met ingang van 26 september 2023 tot 10 oktober 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot de mondelinge behandeling van 3 oktober 2023.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 3 oktober 2023 is een aansluitende machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] verleend tot 3 januari 2024.
2.4.
Op basis van laatstgenoemde beschikking is [minderjarige] opgenomen en verblijft zij momenteel in de accommodatie van [zorginstelling] in [plaats] , in een gesloten setting.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
Aan de orde is nog het resterende deel van het verzoek van de GI om een (aansluitende) machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor de duur van drie maanden, met ingang van 3 januari 2024 tot 3 april 2024.
3.2.
Als bijlage bij voormelde briefrapportage van 8 december 2023 is een schriftelijke en door de onafhankelijke gedragswetenschapper, [naam] , ondertekende verklaring overgelegd, waaruit blijkt dat de onafhankelijke gedragswetenschapper [minderjarige] feitelijk heeft onderzocht en dat hij naar aanleiding daarvan instemt met het verlenen van een (aansluitende) machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] voor de resterende duur van drie maanden.

4.De standpunten

4.1.
Namens de GI is, samengevat, aangegeven dat [minderjarige] momenteel op een gesloten groep verblijft voor jonge(re) kinderen met een licht verstandelijke beperking. In de afgelopen periode is er ingezet op stabilisatie en observatie. Hoewel er ook spel- en muziektherapie is ingezet, bleek die therapie niet aan te sluiten bij [minderjarige] . [zorginstelling] is daarom nu bezig om in de regio een passende zorgaanbieder te zoeken die kan starten met een andere vorm van behandeling gericht op de identiteitsontwikkeling en het voorkomen van wegloopgedrag. Aankomende week vindt er een overleg plaats met [zorgaanbieder] over de mogelijkheden om [minderjarige] over te plaatsen naar een meer passende vervolgplek, zoals bij [locatie 1] . Van daaruit zal er ingezet worden op het overplaatsen van [minderjarige] naar een meer gezinsgerichte plek waar haar ook warmte, liefde en aandacht geboden wordt. Hoewel [minderjarige] het op de huidige groep niet naar haar zin heeft, vindt de GI het niet wenselijk om haar in afwachting van die overplaatsing elders te plaatsen.
4.2.
Namens en door [minderjarige] is, samengevat, aangevoerd dat zij vooral behoefte heeft aan een echt thuis. Het liefste wil zij bij haar moeder wonen of in het gezinshuis verblijven. Als dat niet kan, wil zij overgeplaatst worden naar een andere instelling. In de accommodatie voelt zij zich opgesloten, eenzaam en verlaten. Ook verblijft zij momenteel erg ver weg. Zij wil graag haar vrijheid terugkrijgen. Daarom loopt zij wel eens weg. Daarnaast wil zij graag vrienden maken, waarbij zij alles doet wat er van haar wordt gevraagd, in de hoop dat mensen haar aardig vinden. Namens [minderjarige] is primair verzocht om het verzoek af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht om de duur van de machtiging te bekorten. Daarnaast is namens [minderjarige] verzocht om de GI op te dragen om binnen een bepaalde termijn een psychologisch onderzoek bij [minderjarige] af te (laten) nemen.
4.3.
Namens de Raad is, samengevat, aangegeven dat er meer onderzoek nodig is naar de problematiek van [minderjarige] en mogelijk behandeling in het kader van de GGZ. Bij [locatie 1] kan dat aan [minderjarige] geboden worden. Totdat [minderjarige] daar kan worden geplaatst, ziet de Raad echter geen minder ingrijpende mogelijkheden dan gesloten jeugdhulp. Met het oog op de jonge leeftijd van [minderjarige] en haar licht verstandelijke beperking is het volgens de Raad niet wenselijk om [minderjarige] , totdat zij kan worden overgeplaatst naar [locatie 1] , nogmaals te verplaatsen naar een andere accommodatie. Gezien haar jonge leeftijd dient de GI er ten slotte extra op toe te zien dat de gesloten plaatsing niet langer zal duren dan strikt noodzakelijk is. De Raad roept de GI dan ook op om druk te leggen bij [locatie 1] om de overplaatsing van [minderjarige] spoedig mogelijk te maken.

5.De nadere beoordeling

5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend als naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.2.
De kinderrechter overweegt allereerst dat zij alleen kan beslissen op de vraag of [minderjarige] wel of niet gesloten geplaatst moet worden. Als de beslissing is dat [minderjarige] gesloten moet worden geplaatst, dan kan de kinderrechter dus niet beslissen waar dat dan moet gebeuren. Die beslissing neemt de GI samen met de hulpverlening.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat [minderjarige] in haar jonge leven al veel heeft meegemaakt waar zij zelf niets aan kan doen. Gebleken is dat zij kampt met ernstige opgroei- en opvoedingsproblematiek en dat er sprake is geweest van wegloopgedrag, waarbij zij zichzelf in gevaarlijke situaties heeft gebracht. Daarom heeft [minderjarige] zij in de afgelopen periode bescherming, behandeling en begeleiding nodig heeft gehad in de gesloten jeugdhulp. Naast observatie en stabilisatie, is er spel- en muziektherapie geprobeerd. Dat bleek niet bij [minderjarige] te passen. Daarnaast is er nog steeds sprake van wegloopgedrag. Twee weken geleden nog is [minderjarige] namelijk samen met een andere jeugdige weggelopen. Hoewel het te begrijpen valt dat zij wil weglopen van een plek waar zij niet wil zijn, moet voorkomen worden dat zij zichzelf in gevaarlijke situaties blijft brengen. [zorginstelling] is nu aan het zoeken naar een passende zorgaanbieder in de regio die kan starten met de noodzakelijk geachte behandeling. Daarnaast is de GI in overleg om [minderjarige] te plaatsen bij [locatie 1] voor (nadere) observatie en diagnostiek en het inzetten van de noodzakelijk geachte behandeling, mogelijk ook in het kader van de GGZ. Van belang is dat er wordt gewerkt aan haar identiteitsontwikkeling, waardoor [minderjarige] beter voor zichzelf zal zorgen en wegloopgedrag wordt voorkomen. De kinderrechter hoopt dat [minderjarige] snel kan worden overgeplaatst naar een passende verblijfssetting bij [locatie 1] of, bijvoorbeeld, bij [locatie 2] .
5.4.
Aangezien de noodzakelijk geachte behandeling voor [minderjarige] nog niet is ingezet en er nog steeds sprake is van (een risico op) wegloopgedrag, is de kinderrechter van oordeel dat er nog steeds wordt voldaan aan de vereisten voor opname en verblijf van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp. De kinderrechter betrekt hierbij dat de onafhankelijke gedragswetenschapper die [minderjarige] feitelijk heeft onderzocht, instemt met het resterende deel van het verzoek voor de duur van drie maanden. Het resterende deel van het verzoek zal dan ook worden toegewezen in die zin dat de kinderrechter een (aansluitende) machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] zal verlenen voor de duur van drie maanden, met ingang van 3 januari 2024 tot 3 april 2024.
5.5.
De kinderrechter benadrukt dat die machtiging niet voor de volledige duur hoeft te worden benut. Zeker met het oog op de jonge leeftijd van [minderjarige] , wordt de GI verzocht om erop toe te zien dat de opname en het verblijf van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp niet langer zal duren dan strikt noodzakelijk en dat zij alles op alles zal zetten om de overplaatsing van [minderjarige] naar [locatie 1] (of een andere passende vervolgplek) op korte termijn mogelijk te maken. Om die kans zo groot als mogelijk te maken, zal het bovendien helpend zijn wanneer [minderjarige] haar best blijft doen en zij niet meer zal weglopen. De kinderrechter ziet geen aanleiding om een (nieuw) persoonlijkheidsonderzoek naar [minderjarige] te vragen, nu er een heel recent onderzoek is. Natuurlijk hoort het bij de behandeling dat er goed gekeken wordt of er geen verschillen zijn tussen de uitkomsten van dat onderzoek en de [minderjarige] die op de groep gezien wordt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verleent een (aansluitende) machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, met ingang van 3 januari 2024 tot 3 april 2024.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2023 door mr. Tempel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier en schriftelijk vastgesteld op 9 januari 2024.
Tegen deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.