ECLI:NL:RBZWB:2023:9499

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
C/02/416247 / JE RK 23-2067
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarigen na geweldsincident

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de minderjarigen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant voor de duur van een jaar, omdat zij ernstig in hun fysieke en sociaal-emotionele ontwikkeling zouden worden bedreigd. Dit verzoek volgde op een geweldsincident waarbij de vader van de minderjarigen betrokken was, wat leidde tot zorgen over de veiligheid van de kinderen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 december 2023 zijn de ouders, bijgestaan door hun advocaten, en vertegenwoordigers van de Raad en de GI gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen getuige zijn geweest van het geweldsincident en dat er onduidelijkheid bestaat over de situatie, mede door wisselende verklaringen van de ouders en de politie. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat de minderjarigen in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd en dat de noodzakelijke zorg niet voldoende door de ouders wordt geaccepteerd.

De kinderrechter heeft daarom besloten om de minderjarigen voor de duur van zes maanden onder toezicht te stellen, met de mogelijkheid om de situatie later opnieuw te beoordelen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de GI en de Raad in de komende maanden verslag moeten uitbrengen over de voortgang en de noodzaak van de ondertoezichtstelling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/416247 / JE RK 23-2067
Datum uitspraak: 14 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,
over de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2009 in [plaats 1] , Syrië,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2012 in [plaats 1] , Syrië,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2013 in [plaats 2] , Syrië,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedag 4] 2018 in [plaats 3] ,
hierna te noemen: [minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden in deze zaak aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats 4] ,
advocaat mr. A. el Aqde te Amsterdam,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats 4] ,
advocaat mr. G. Demir te Gilze,
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, locatie Tilburg, hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 22 november 2023;
  • het op 8 december 2023 ingekomen e-mailbericht van de Raad, met bijlage.
1.2.
Op 14 december 2023 heeft de kinderrechter het verzoek, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij die behandeling zijn verschenen en heeft de kinderrechter gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. El Aqde;
  • de vader, bijgestaan door mr. Demir;
  • een vertegenwoordigster namens de Raad;
  • een tweetal vertegenwoordigers namens de GI.
Daarnaast zijn beide ouders bijgestaan door de heer [naam 1] , tolk in de Syrisch-Arabische taal. Bij aanvang van de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter de tolk beëdigd.
1.3.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling, op 8 december 2023, hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun mening over het verzoek kenbaar gemaakt tijdens een gesprek met de kinderrechter. [minderjarige 3] heeft een brief gestuurd.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 19 september 2023 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] , zonder daaraan voorafgaand horen van partijen, voorlopig onder toezicht gesteld van de GI en is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] in een voorziening voor pleegzorg dan wel een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 3 oktober 2023, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 2 oktober 2023 zijn de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] in een voorziening voor pleegzorg dan wel een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 19 december 2023.
2.4.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] wonen bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt om [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Namens de Raad is, samengevat, aangegeven dat de minderjarigen ernstig in hun fysieke en sociaal-emotionele ontwikkeling worden bedreigd, omdat zij oor- en ooggetuigen zijn geweest van een ernstig geweldsincident vanuit de vader richting hun oudste [zus] . Naar aanleiding daarvan hebben de moeder en de minderjarigen tijdelijk op een geheim adres verbleven en is aan de vader een justitieel verbod opgelegd om contact met hen te hebben. Sinds 24 oktober 2023 verblijven de moeder en de minderjarigen weer thuis en gaan de minderjarigen weer naar school. De ouders hebben volgens de Raad aangegeven dat zij als gezin samen verder willen. Echter, het risico op nieuwe geweldsincidenten is naar de mening van de Raad nog steeds aanwezig. Daarnaast zijn er zorgen over de geslotenheid van de minderjarigen, over de vraag of zij zich voldoende kunnen uiten en over het zelfbepalende en grensoverschrijdende gedrag van [minderjarige 2] .
Volgens de Raad is het eerst van belang dat de contacten tussen de vader en de minderjarigen worden hersteld. Het aan de vader opgelegde contactverbod is daarbij een complicerende factor. Daarnaast dient er zicht te worden verkregen op de opvoedsituatie van de minderjarigen en dienen er duidelijke veiligheidsafspraken te worden opgesteld waar beide ouders zich aan zullen houden. Van daaruit zal er moeten worden bezien of en zo ja, in hoeverre het gezinsverband kan worden hersteld.
Aangezien de ouders ambivalent zijn in het accepteren van de noodzakelijk geachte hulpverlening en het tonen van inzicht in de problematiek, is de Raad van mening dat ondertoezichtstelling van de minderjarigen noodzakelijk is. De Raad verwacht niet dat er binnen drie maanden voldoende zicht zal worden verkregen op de opvoedsituatie van de minderjarigen. De Raad verzoekt daarom om de minderjarigen onder toezicht te stellen voor de (maximale) duur van twaalf maanden, met dien verstande dat de GI, indien mogelijk, kan inzetten op het tussentijds beëindigen van die maatregel.
4.2.
Namens de GI is, samengevat, aangevoerd dat het geweldsincident tussen de vader en [zus] pas enkele maanden geleden is gebeurd, dat de ouders en de politie wisselend verklaren over wat er is gebeurd en dat er sindsdien pas eenmaal een begeleid contactmoment tussen de vader en de minderjarigen heeft plaatsgevonden op het kantoor van de GI. Voordat bepaald kan worden of de veiligheid van de minderjarigen bij de vader voldoende is gewaarborgd, zal er (meer) zicht moeten worden verkregen op de (opvoed)situatie van de minderjarigen en de relatie tussen hen en de vader. De GI wil daarbij het rapport en advies van de reclassering betrekken dat nog zal worden opgesteld en ingediend in de strafzaak tegen de vader. In die zaak zal er in januari 2024 een zitting plaatsvinden bij de rechter.
4.3.
Namens en door de moeder is primair verzocht om het verzoek af te wijzen. Daartoe is, samengevat, aangevoerd dat de situatie anders is dan door de Raad wordt voorgesteld. Sinds [zus] twee jaren geleden uit huis is geplaatst, gaat het steeds slechter met haar. Zij vertoont grensoverschrijdend gedrag, is meermaals weggelopen en heeft meerdere mensen tegenover elkaar uitgespeeld. Daarnaast heeft zij niet alleen tegen de ouders, maar ook tegen hulpverleners en medewerkers van de GI ernstige beschuldigingen geuit. In dat licht bezien vindt de moeder het onzorgvuldig dat de politie enkel op basis van de verklaringen van [zus] verregaande conclusies heeft getrokken over de veiligheid van de minderjarigen en de moeder bij de vader. De moeder stelt daarnaast dat zij en de minderjarigen inmiddels weer thuis verblijven, dat de minderjarigen weer naar school gaan en dat de vader accepteert dat hij tijdelijk op afstand staat. De moeder vindt het van belang dat het contact tussen de vader en de minderjarigen wordt hersteld. Ook wil zij haar relatie met de vader herstellen. Beide ouders zijn bovendien bereid om de noodzakelijk geachte hulpverlening te accepteren. Ondertoezichtstelling van de minderjarigen is dan ook niet noodzakelijk.
Subsidiair wordt verzocht om de minderjarigen onder toezicht te stellen voor de duur van (maximaal) drie maanden, in afwachting van de zitting en de uitspraak in de strafzaak tegen de vader in januari 2024.
4.4.
Namens en door de vader is ook verzocht om het verzoek af te wijzen. Daartoe is, samengevat, aangevoerd dat het verzoek van de Raad enkel is gebaseerd op een incident dat zag op [zus] en niet op de minderjarigen waar dit verzoek op ziet. In het verleden zijn er nooit zorgen geuit over de (veiligheid van) de minderjarigen met betrekking tot de vader. De vader betwist dan ook dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Aangezien de ouders alle noodzakelijk geachte hulpverlening accepteren, kan die hulpverlening bovendien op vrijwillige basis worden ingezet. De minderjarigen hebben nu vooral rust nodig.
4.5.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben, samengevat, aangegeven dat zij hun vader erg missen en dat zij het liefste willen dat hij zo snel als mogelijk weer thuis komt. Daarnaast hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aangegeven dat zij niet onder toezicht gesteld willen worden. Zij vinden het niet fijn vinden dat er steeds meer mensen betrokken raken die over vroeger willen praten. Zij willen liever naar de toekomst kijken.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat er in september 2023 een incident heeft plaatsgevonden tussen de vader en zijn oudste dochter (en zus van de minderjarigen) [zus] . De verdenking is dat hij haar ernstig heeft mishandeld. De minderjarigen zijn hiervan oor- en ooggetuigen geweest. Het is echter nog onduidelijk wat er precies is gebeurd, aangezien de ouders en de politie hierover wisselende verklaringen hebben afgelegd en de strafzaak tegen de vader nog niet is afgerond. Volgens de ouders baseert de politie zich enkel op het verhaal van [zus] en moeten de verklaringen van [zus] worden gezien in het licht van haar kindeigen problematiek, terwijl de politie heeft aangegeven dat zij ook is afgegaan op eigen waarnemingen en eerdere betrokkenheid bij [zus] . Hoewel het een enkel incident is geweest en het geweld niet was gericht tegen de minderjarigen, is de kinderrechter, gezien de ernst van het incident en de onduidelijkheid die hierover nog bestaat, van oordeel dat er als gevolg van dat incident ook zorgen zijn ontstaan over de fysieke en sociaal-emotionele veiligheid van de minderjarigen. Ondanks dat er ook veel dingen wel goed gaan, hebben de minderjarigen in de afgelopen maanden bovendien een moeilijke tijd doorgemaakt doordat zij tijdelijk op een geheime plaats hebben verbleven en zij hun vader nog steeds erg missen. Daarnaast zijn er signalen over een gedwongen kindhuwelijk van [zus] op 14-jarige leeftijd waardoor er in dat verband ook zorgen zijn over de minderjarigen. De moeder heeft wisselend verklaard of het kindhuwelijk van [zus] is voltrokken of niet. Ook zou er nog het een en ander uitgesproken moeten worden tussen de vader en de oom van de minderjarigen en zijn er zorgen of de minderjarigen zich voldoende vrij kunnen uiten. Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat de minderjarigen ernstig in hun fysieke en sociaal-emotionele ontwikkeling worden bedreigd.
5.3.
Gebleken is dat bij de Raad, de GI en de betrokken hulpverlening vanuit [gezinstherapeut] de verwachting bestaat dat wanneer de noodzakelijk geachte hulpverlening op vrijwillige basis wordt voortgezet, de ouders zich hieraan zullen onttrekken. Aangezien er nog onvoldoende zicht is verkregen op de (opvoed)situatie van beide ouders en de minderjarigen, de ouders op meerdere punten wisselende verklaringen hebben afgelegd, de uitkomst van de strafzaak tegen de vader nog onduidelijk is en de minderjarigen zich onvoldoende vrijuit lijken te (kunnen) uiten, deelt de kinderrechter de zorgen hierover en ziet zij op dit moment dan ook onvoldoende mogelijkheden om de noodzakelijk geachte hulpverlening op vrijwillige basis voort te zetten.
5.4.
Gelet op het voorgaande wordt naar het oordeel van de kinderrechter voldaan aan de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling van de minderjarigen. Aangezien de zitting in de strafzaak tegen de vader in januari 2024 zal plaatsvinden en de kinderrechter het van belang vindt dat de GI, ongeacht de uitkomst in die strafzaak, ook in de periode daarna betrokken blijft, is ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden, zoals subsidiair namens de moeder is verzocht, naar het oordeel van de kinderrechter te kort. Zij zal de minderjarigen daarom onder toezicht stellen voor de duur van zes maanden, tot 14 juni 2024. Het resterende deel van het verzocht zal worden aangehouden tot hierna te noemen pro forma datum.
5.5.
Aan de GI wordt verzocht om
uiterlijk op de hierna te noemen pro forma datumeen (kort) schriftelijk verslag over te leggen over de actuele stand van zaken en daarbij aan te geven of ondertoezichtstelling van de minderjarigen naar haar mening nog langer noodzakelijk is. Aan de Raad wordt vervolgens verzocht om hierop schriftelijk te reageren en zijn standpunt te geven over het resterende deel van het verzoek. Naar aanleiding daarvan zal de kinderrechter het verdere verloop van deze procedure bepalen en, indien nodig, partijen oproepen voor een nadere mondelinge behandeling van het resterende deel van het verzoek.
5.6.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
5.7.
Als leidraad om in het kader van de ondertoezichtstelling aan te werken kunnen onder meer de navolgende in het raadsrapport opgesomde doelen worden genomen:
  • [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] groeien op in een veilige, voorspelbare en stabiele opvoedomgeving en zijn geen getuigen van geweld;
  • [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] worden leeftijdsadequaat beloond en begrensd binnen hun opvoedomgeving;
  • [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] hebben binnen de veilige kaders contact met voor hen belangrijke personen, zoals de vader en hun [zus] ;
  • [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] zijn in staat om op een adequate wijze hun gevoelens en emoties te uiten;
  • [minderjarige 2] toont positief gedrag op school en zoekt passende afstemming met zijn leeftijdsgenoten.
5.8.
[minderjarige 1] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij de beslissing graag per brief wil ontvangen. De kinderrechter heeft daarom gelijktijdig met het versturen van deze beschikking aan partijen, een brief verstuurd aan [minderjarige 1] met de volgende inhoud:
Beste [minderjarige 1] ,
Op 8 december 2023 ben je in de rechtbank geweest en hebben wij gesproken over het de ondertoezichtstelling van jou, [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] . Je hebt verteld dat je je vader erg mist en dat je liever niet onder toezicht gesteld wilt worden, omdat je het niet fijn vindt dat er steeds meer mensen komen die steeds willen praten over wat er gebeurd is. Jij wil liever naar de toekomst kijken, vertelde je.
Ik heb op 14 december 2023 ook gesproken met jouw ouders, hun advocaten en met een mevrouw van de Raad voor de Kinderbescherming. Ik heb alle stukken gelezen en goed naar iedereen geluisterd. Mijn beslissing is toch dat de ondertoezichtstelling er blijft, voor zes maanden. Dit heb ik beslist, omdat ik het belangrijk vind dat het goed met jullie gaat, dat jullie veilig zijn en dat het contact tussen jullie en jullie vader op een goede manier gaat. Ook wil ik zeker weten dat het goed blijft gaan. Dat betekent dat mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] van Jeugdbescherming Brabant nog wat langer jullie gezinsvoogd blijven. Ook blijft [gezinstherapeut]. Hopelijk betekent dat, dat jullie niet nog een keer aan nieuwe mensen jullie verhaal moeten doen, maar dat kan ik niet beloven. Verder heb ik beslist dat ik wacht met de andere zes maanden ondertoezichtstelling. Ik wil zien hoe het de eerste zes maanden gaat en bekijken of de tweede zes maanden dan nog nodig zijn.
Ik hoop dat mijn beslissing duidelijk is. Als je nog vragen hebt, dan kun je die ook stellen aan mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] of een e-mail sturen aan de rechtbank via het e-mailadres jeugdrecht.breda.zwb@rechtspraak.nl, onder vermelding van het zaaknummer van deze zaak C/02/416247 / JE RK 23-2067.
Met vriendelijke groeten,
mr. Tempel, de kinderrechter.
5.9.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Tilburg met ingang van 14 december 2023 tot 14 juni 2024;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt het resterende deel van het verzoek aan tot
[datum] april 2024 PRO FORMA, in afwachting van het verslag van de GI en de schriftelijke reactie daarop van de Raad, zoals hiervoor is overwogen;
behoudt zich iedere (verdere) beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2023 door mr. Tempel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier, en op schrift gesteld op 9 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden. Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.