Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Ringbaan-West te Tilburg op 3 november 2021. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 4 december 2023 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach, had een aanvullend beroepschrift ingediend waarin hij verzocht om matiging van de boete met 25% en een proceskostenvergoeding. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, vroeg om het beroep ongegrond te verklaren, maar erkende ook de overschrijding van de redelijke termijn.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, was vastgesteld en dat er geen inhoudelijke gronden waren aangevoerd die de boete onterecht zouden maken. Echter, de rechter constateerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat aanleiding gaf om de boete met 25% te matigen. De kantonrechter wijzigde de beslissing van de officier van justitie en droeg deze op om het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding toegekend voor de kosten in de fase waarin de redelijke termijn was overschreden.
De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn in rechtszaken en de mogelijkheid voor de rechter om sancties te matigen wanneer deze termijn is overschreden. De kantonrechter heeft de boete vastgesteld op € 187,50 plus administratiekosten en de proceskostenvergoeding op € 139,50, die verdeeld wordt over samenhangende zaken.