ECLI:NL:RBZWB:2023:9500

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
10093841 \ MB VERZ 22-862
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Ringbaan-West te Tilburg op 3 november 2021. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 4 december 2023 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach, had een aanvullend beroepschrift ingediend waarin hij verzocht om matiging van de boete met 25% en een proceskostenvergoeding. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, vroeg om het beroep ongegrond te verklaren, maar erkende ook de overschrijding van de redelijke termijn.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, was vastgesteld en dat er geen inhoudelijke gronden waren aangevoerd die de boete onterecht zouden maken. Echter, de rechter constateerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat aanleiding gaf om de boete met 25% te matigen. De kantonrechter wijzigde de beslissing van de officier van justitie en droeg deze op om het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding toegekend voor de kosten in de fase waarin de redelijke termijn was overschreden.

De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn in rechtszaken en de mogelijkheid voor de rechter om sancties te matigen wanneer deze termijn is overschreden. De kantonrechter heeft de boete vastgesteld op € 187,50 plus administratiekosten en de proceskostenvergoeding op € 139,50, die verdeeld wordt over samenhangende zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10093841 \ MB VERZ 22-862
CJIB-nummer: 1062 5422 4540 7810
uitspraakdatum: 4 december 2023
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 december 2023. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Ringbaan-West te Tilburg op 3 november 2021 om 06:12 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift geen gronden aangevoerd. In het aanvullend beroepschrift van 15 november 2023 is slechts aangevoerd dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en verzoekt gemachtigde om het beroep gegrond te verklaren, de sanctie te matigen met 25% en proceskostenvergoeding toe te wijzen op de rekening van gemachtigde.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en de sanctie te matigen met 25% aangezien de redelijke termijn is overschreden. De zittingsvertegenwoordiger stelt dat de onrechtmatigheid niet aan het bestuursorgaan te wijten is en ziet daarom geen reden om een proceskostenvergoeding toe te wijzen. Indien de kantonrechter wel een proceskostenvergoeding toe wil wijzen, dan verzoekt de zittingsvertegenwoordiger alleen proceskostenvergoeding toe te kennen voor de kantonfase.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Er zijn ook geen inhoudelijke gronden aangevoerd. De boete is dus terecht opgelegd en het beroep is inhoudelijk ongegrond.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete op 12 november 2021 verzonden en is de redelijke termijn dus met ruim drie weken overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Toekennen proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De kantonrechter zal een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,5 x € 837,- = € 418,50.
Omdat op deze zitting meerdere zaken zijn behandeld van dezelfde gemachtigde, waarin sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, is er sprake van samenhangende zaken.
Het betreft drie zaken (naast deze zaak de zaken met CJIB-nummers 5062 5422 4553 5896 en 0062 5422 4521 4096), waardoor de factor 1 van toepassing is. De toegekende proceskosten worden verdeeld over deze drie zaken: € 418,50 x factor samenhangende zaken 1 = € 418,50 / 3 zaken = € 139,50 per zaak.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep voor het gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 187,50 plus € 9,00 administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 139,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2023.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: