ECLI:NL:RBZWB:2023:9501

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
10093878 \ MB VERZ 22-863
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 8 km per uur te hard op een weg buiten de bebouwde kom op 1 november 2021. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. De kantonrechter heeft de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, niet aanwezig was. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder, omdat er geen reële mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden. De verklaring van de verbalisant, die een eenmanscontrole uitvoerde, werd als voldoende beschouwd. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat aanleiding gaf om de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel had betaald, moest worden terugbetaald.

Daarnaast heeft de kantonrechter een proceskostenvergoeding toegekend voor de kosten in de fase waarin de redelijke termijn was overschreden. De totale proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 139,50 per zaak, aangezien er meerdere samenhangende zaken waren behandeld. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10093878 \ MB VERZ 22-863
CJIB-nummer: 5062 5422 4553 5896
uitspraakdatum: 4 december 2023
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 december 2023. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 8 km per uur harder rijden dan mag op een (auto)weg buiten de bebouwde kom op de Hoogstratensebaan te Castelre op 1 november 2021 om 09:25 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het aanvullend beroepschrift van 15 november 2023 samengevat aangevoerd dat de boete onterecht is opgelegd. Gemachtigde stelt dat betrokkene niet is staande gehouden en dat de verklaring van de verbalisant ‘vaststelling middels mobiele radar’ onvoldoende is om af te zien van een staandehouding. Ook voert gemachtigde aan dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en verzoekt om het beroep gegrond te verklaren, de sanctie te matigen met 25% en proceskostenvergoeding toe te wijzen op rekening van gemachtigde.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en de sanctie te matigen met 25% aangezien de redelijke termijn is overschreden. De zittingsvertegenwoordiger heeft een aanvullend proces-verbaal overgelegd van de verbalisant. Uit het aanvullende proces-verbaal blijkt dat er sprake was van een eenmanscontrole en dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. De zittingsvertegenwoordiger stelt dat de overschrijding van de redelijke termijn niet aan het bestuursorgaan te wijten is en ziet daarom geen reden om een proceskostenvergoeding toe te wijzen. Indien de kantonrechter wel een proceskostenvergoeding toe wil wijzen, dan verzoekt de zittingsvertegenwoordiger alleen proceskostenvergoeding toe te kennen voor de kantonfase.

Overwegingen

Inhoudelijk
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
De verbalisant heeft afgezien van staandehouding omdat hij een eenmanscontrole aan het uitvoeren was. Dit is voldoende duidelijk geworden uit het aanvullende proces-verbaal van de desbetreffende verbalisant. Naar het oordeel van de kantonrechter was er dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De boete is dus terecht opgelegd en het beroep is daarom inhoudelijk ongegrond.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete op 1 november 2021 verzonden en is de redelijke termijn dus met ruim een maand overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Toekennen proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De kantonrechter zal een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,5 x € 837,- = € 418,50.
Omdat op deze zitting meerdere zaken zijn behandeld van dezelfde gemachtigde, waarin sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, is er sprake van samenhangende zaken.
Het betreft drie zaken (naast deze zaak de zaken met CJIB-nummers 1062 5422 4540 7810 en 0062 5422 4521 4096), waardoor de factor 1 van toepassing is. De toegekende proceskosten worden verdeeld over deze drie zaken: € 418,50 x factor samenhangende zaken 1 = € 418,50 / 3 zaken = € 139,50 per zaak.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 39,00 plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 13,00 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 139,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2023.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: