ECLI:NL:RBZWB:2023:9503

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
9665578 \ MB VERZ 22-119
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 18 km per uur te hard op een weg buiten de bebouwde kom. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 4 december 2023 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar had wel schriftelijk aangevoerd dat de boete ten onrechte was opgelegd, onder andere omdat er geen bewijs zou zijn van de aanwezigheid van verkeersborden. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter bewijs geleverd dat de borden aanwezig waren en dat de radar meting correct was uitgevoerd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. De rechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van behandeling van de zaak. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en betrokkene heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 418,50. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 9665578 \ MB VERZ 22-119
CJIB-nummer: 2 4165 4544
uitspraakdatum: 4 december 2023
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde] (VerBo Juridisch Advies)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 december 2023. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 18 km per uur harder rijden dan mag op een (auto)weg buiten de bebouwde kom op de N282 Bredaseweg (kruising Zwartvenseweg) te Tilburg op 29 mei 2021 om 23:59 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete ten onrechte is opgelegd. Gemachtigde voert aan dat betrokkene zich niet kan heugen dat er een buiten bebouwde kom bord geplaatst staat waar hij langs is gereden. Gemachtigde stelt dat de officier van justitie het aannemelijk moet maken dat die borden er ten tijde van de gedraging wel stonden. Er bevindt zich volgens gemachtigde ook geen schouwrapport en hij verwijst daarbij naar jurisprudentie. De rijroute die betrokkene heeft afgelegd is van Tilburg richting de Vliegbasis Gilze-Rijen. Voorts is er volgens gemachtigde sprake van tegenstrijdige informatie, waardoor de beschikking geen stand kan houden. In het zaakoverzicht staat dat er sprake is van een flitskast, maar gemachtigde stelt dat er sprake is geweest van een lussenmeting. Dit is te zien aan de soort foto, dat het een roodlicht installatie betreft, de lussen aan het wegdek en het feit dat er een interval zit tussen de twee foto’s. Gemachtigde stelt dat de beslissing van de officier van justitie ook niet gemotiveerd was. Tot slot verzoekt gemachtigde om de beschikking te vernietigen en proceskostenvergoeding toe te wijzen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en de sanctie te matigen met 25% aangezien de redelijke termijn is overschreden. De zittingsvertegenwoordiger heeft aangevoerd dat bebording ter plaatse wel aanwezig was en dat de radar in orde was gelet op NMI-verklaring. De zittingsvertegenwoordiger heeft dit onderbouwd met foto’s van Google Maps, die binnen de termijn van zes maanden vallen, dat de bebording ter plaatse aanwezig was. Er was sprake van een radarmeting tijdens de gedraging, want ook met een radarmeting kunnen er twee foto’s gemaakt worden van de gedraging. Volgens de NMI-verklaring was de radar volledig in orde op de dag van de gedraging. Er is volgens de zittingsvertegenwoordiger geen reden om te twijfelen of de meting juist is uitgevoerd. De zittingsvertegenwoordiger stelt dat de onrechtmatigheid van de overschrijding van de redelijke termijn niet aan het bestuursorgaan te wijten is en ziet daardoor geen reden om een proceskostenvergoeding toe te wijzen. Indien de kantonrechter wel een proceskostenvergoeding toe wil wijzen, dan verzoekt de zittingsvertegenwoordiger alleen proceskostenvergoeding toe te kennen voor de kantonfase.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht en ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
De kantonrechter stelt vast dat het een rechte weg is aan het einde van de bebouwde kom. Na de borden “einde bebouwde kom” mag er 80 kilometer per uur gereden worden en betrokkene reed op het moment van de gedraging 102. De foto’s waarop te zien is dat deze bebording aanwezig was dateren van november 2020 en september 2021. De kantonrechter oordeelt dat betrokkene de borden had moeten zien. Daarbij is er geen twijfel dat er een radarmeting is gebruikt op 29 mei 2021.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen aanleiding om de boete te matigen.
Het beroep is daarom inhoudelijk ongegrond.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete verzonden op 29 mei 2021 en is de redelijke termijn dus met meer dan zes maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter. Dit betreft de kosten voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,5 x € 837,- = € 418,50.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 121,50, plus € 9,00 administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 40,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2023.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: