Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor zijn bromfiets. De gedraging werd vastgesteld door het RDW Veendam op 25 mei 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 4 december 2023 was de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, aanwezig, terwijl betrokkene niet verscheen. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat de scooter gestolen was en hij druk was met werk. Hij had de scooter kort na de constatering geschorst en bood zijn excuses aan. De zittingsvertegenwoordiger stelde dat de gedraging vaststond, maar erkende dat betrokkene aannemelijk had gemaakt dat het voertuig niet gebruikt kon worden ten tijde van de constatering.
De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er aanleiding was om de boete te matigen tot € 185,00, gezien de omstandigheden die betrokkene had aangevoerd. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en het teveel betaalde bedrag aan zekerheid moest door de officier van justitie aan betrokkene worden terugbetaald. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.