ECLI:NL:RBZWB:2023:9509

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
10496161 \ MB VERZ 23-625
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet staande houden en onjuiste feitcode

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring op de Trouwlaan te Tilburg op 11 november 2021. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld, nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 4 december 2023 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. M. Lagas, heeft het beroep verdedigd. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft namens de officier van justitie het verzoek gedaan om het beroep gegrond te verklaren.

De gemachtigde van betrokkene heeft aangevoerd dat de boete ten onrechte is opgelegd, omdat betrokkene niet is staande gehouden en er onvoldoende bewijs is dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. De zittingsvertegenwoordiger heeft dit standpunt ondersteund en benadrukt dat de verbalisant niet voldoende heeft toegelicht waarom er geen mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden. Bovendien is er een onjuiste feitcode gebruikt bij de boete, wat de rechtsgeldigheid van de sanctie in twijfel trekt.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete ten onrechte is opgelegd, omdat de onderbouwing van de verbalisant onvoldoende was. De beschikking van de officier van justitie en de boete zijn vernietigd, en de officier van justitie is opgedragen het betaalde bedrag aan zekerheid terug te betalen aan betrokkene. Tevens is er een proceskostenvergoeding toegekend aan betrokkene, die is berekend op basis van de verrichte werkzaamheden in de procedure. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10496161 \ MB VERZ 23-625
CJIB-nummer : 4062 5422 4600 4427
uitspraakdatum : 4 december 2023
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 december 2023. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen, weggedeelte bestemd voor bepaalde categorie voertuigen op de Trouwlaan te Tilburg op 11 november 2021 om 20:47 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete ten onrechte is opgelegd. Betrokkene stelt naar een privésauna te zijn geweest met zijn depressieve vrouw. Zijn vrouw was na ongeveer een uur weggelopen en betrokkene ging haar met zijn auto zoeken, waardoor hij over het voetpad is gereden. Gemachtigde stelt dat betrokkene niet is staande gehouden, hierbij verwijst gemachtigde naar jurisprudentie van het hof. Gemachtigde stelt dat uit de verklaring van de verbalisant dat betrokkene bij hem vandaan reed onvoldoende blijkt dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. Wanneer de verbalisant het zaakoverzicht niet op ambtseed heeft afgelegd, kan er volgens gemachtigde geen bijzondere bewijskracht aan toekomen. Voorts verzoekt gemachtigde het beroep gegrond te verklaren en proceskosten toe te wijzen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe aangevoerd dat de verbalisant volgens vaste jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden onvoldoende heeft toegelicht waarom er geen reële mogelijkheid van staandehouding was. Daarbij is de gedraging ruim twee jaar geleden gebeurd en ziet de zittingsvertegenwoordiger geen reële mogelijkheid meer om een aanvullend proces-verbaal op te vragen bij de betreffende verbalisant. Voorts is er een onjuiste feitcode gebruikt. Aan betrokkene is een boete opgelegd voor feitcode R550B met als omschrijving “handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen, weggedeelte bestemd voor bepaalde categorie voertuigen”. Uit het dossier en de stellingen van betrokkene is gebleken dat deze feitcode niet juist is. De verbalisant had feitcode R550A moeten gebruiken met als omschrijving “Als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen”. Tot slot stelt de zittingsvertegenwoordiger dat de redelijke termijn met meer dan twee jaar is overschreden.

Overwegingen

Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaakoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat het voertuig bij de verbalisanten vandaan reed in tegengestelde richting. Het voertuig kwam van het trottoir af en draaide de busbaan op. Naar het oordeel van de kantonrechter, gelet op de jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is hiermee onvoldoende onderbouwd waarom er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen. Daarbij wordt voor de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie, met toepassing van artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, 0,5 punt toegekend (zie ECLI:NL:GHARL:2021:7004).
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 597,- = € 298,50
telefonische hoorzitting: 0,5 punt x gewicht 0,5 x € 597,- = € 149,25
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 837,- =
€ 209,25
totaal € 657,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 159,00 dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 657,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2023.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: