Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren op een parkeergelegenheid met een ander doel dan op het (onder)bord was aangegeven, op de Bachlaan te Roosendaal op 8 maart 2023 om 15:43 uur. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting was de gemachtigde van de betrokkene aanwezig, evenals de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze. De gemachtigde voerde aan dat de op de zaak betrekking hebbende stukken niet door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) waren verstrekt, wat volgens hem een schending van artikel 7:18 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) betekende. De gemachtigde verzocht om vernietiging van de inleidende beschikking en om een proceskostenvergoeding.
De kantonrechter oordeelde echter dat uit de beschikbare stukken, met name de verklaring van de verbalisant, voldoende bewijs was dat de gedraging had plaatsgevonden. De kantonrechter zag geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en verklaarde het beroep ongegrond. Ook het verzoek om een proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.