Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd naar aanleiding van een gedraging op de A17 te Moerdijk op 17 december 2021, waarbij betrokkene zou hebben gefloten of signalen zou hebben gegeven op een manier die niet is toegestaan. Betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft betwist dat de gedraging heeft plaatsgevonden en voerde aan dat het voertuig, een elektrische auto, geen geluid produceert. De gemachtigde stelde dat er sprake was van een misverstand en dat de verbalisant de situatie niet correct heeft waargenomen.
Tijdens de zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, het verzoek gedaan om het beroep ongegrond te verklaren. De zittingsvertegenwoordiger benadrukte dat de verbalisant voldoende bewijs had geleverd voor de gedraging en dat er geen reële mogelijkheid was voor staandehouding, aangezien de verbalisant in de andere richting reed. De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant als voldoende beschouwt en geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid daarvan.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder, omdat er geen mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de opgelegde boete blijft staan. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.