Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 8 km per uur boven de toegestane snelheid op de autosnelweg A4, ter hoogte van Steenbergen, op 1 december 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 11 december 2023 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was, omdat het voertuig ten tijde van de gedraging aan een gemachtigde was verhuurd. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de betrokkene onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat het voertuig voor een periode van maximaal drie maanden was verhuurd, zoals vereist onder artikel 8 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).
De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht aan de betrokkene als kentekenhouder was opgelegd, omdat de uitzondering voor bedrijfsmatige verhuur niet was aangetoond. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien om de boete te matigen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.