ECLI:NL:RBZWB:2023:9529

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
10531475 \ MB VERZ 23-190
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het parkeren van een voertuig voor een inrit of uitrit op de Pastoor Jutenlaan te Bergen op Zoom op 16 maart 2021. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden en dat de officier van justitie de sanctiebeschikking had moeten intrekken. Betrokkene heeft ook verzocht om de verbalisanten te horen, omdat hij zich onterecht behandeld voelde. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht om het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft aangegeven dat er aanleiding is voor matiging van de boete, gezien de omstandigheden.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, inderdaad heeft plaatsgevonden, maar heeft ook erkend dat er aanleiding is om de boete te matigen. De kantonrechter heeft de boete gematigd tot nihil, gezien de ontheffingen die betrokkene heeft kunnen overleggen. Daarnaast heeft de kantonrechter besloten dat de officier van justitie de proceskosten van betrokkene moet vergoeden, omdat de situatie als uitzonderlijk werd beschouwd. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 717,-. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, en griffier E. Alekperov.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10531475 \ MB VERZ 23-190
CJIB-nummer: 5062 5422 4101 7426
uitspraakdatum: 11 december 2023
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 december 2023. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren voor een inrit of uitrit op de Pastoor Jutenlaan te Bergen op Zoom op 16 maart 2021 om 16:15 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Gelet op de inhoud van het dossier had de officier van justitie de sanctiebeschikking op grond van de rechtsbescherming en doelmatigheidsgronden ongedaan moeten maken.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat hij graag zou willen dat de kantonrechter de behandeling van de zaak aanhoudt om de verbalisanten op te roepen en die te horen. Betrokkene stelt hard te zijn aangepakt, wat voor veel stress en andere emoties heeft gezorgd. Zowel de gemeente als de burgemeester gaven aan dat dit nooit had mogen gebeuren. Betrokkene verwijst naar het Keskin-arrest en geeft aan dat de door de twee verbalisanten opgemaakte proces-verbaal niet in overeenstemming is met de Wet Politiegevens. Betrokkene heeft een uitvoerig gesprek gehad met de privacydesk van de gemeente Tilburg, die zich schaamden over de wijze waarop het is verlopen. Betrokkene is bang dat dit nog vaker door de twee verbalisanten gaat gebeuren, aangezien zij wellicht toekomstig rechercheurs kunnen worden. Het gedrag zet zich voor en betrokkene is van mening dat niet hij, maar de officier van justitie of een rechter de twee verbalisanten moet ondervragen. Dit heeft betrokkene meerdere malen aangegeven, maar niemand reageert of gaat ergens op in. Ook stelt betrokkene zowel fysiek als telefonisch niet te zijn gehoord. Betrokkene zou graag, net zoals bij de gemeente en burgemeester, erkenning willen hebben dat het niet had mogen gebeuren. Zij hebben immers de rol van de aansturing van de politie. Betrokkene stelt dat een proceskostenvergoeding op zijn plaats is, maar laat dit aan de kantonrechter over. De algehele situatie is volgens betrokkene juridisch ontspoort.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Ten aanzien van de erkenning heeft de zittingsvertegenwoordiger aangegeven dat ze graag zou willen informeren bij haar teamleider of betrokkene’s verzoek kan worden meegenomen. Wat betreft de gedraging(en) is bij alle drie de zaken, met kennis van dat moment, een standpunt ingenomen dat er zowel geen ontheffing als vooruitzicht op een ontheffing bestaat. Gelet op de stukken uit het dossier blijkt volgens de zittingsvertegenwoordiger dat betrokkene momenteel wel in het bezit is van een ontheffing. Rekening houdend met de algehele situatie is een matiging op zijn plaats. Wat betreft een proceskostenvergoeding refereert de zittingsvertegenwoordiger zich aan het oordeel van de kantonrechter.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene met aanvullende stukken aannemelijk heeft gemaakt in het bezit te zijn van ontheffingen voor de verschillende voertuigen. Bij de matiging is de algehele incidentele situatie die door betrokkene ter zitting is aangevoerd mede van belang. De boete zal worden gematigd tot nihil.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene met aanvullende stukken aannemelijk heeft gemaakt in het bezit te zijn van ontheffingen voor de verschillende voertuigen. Bij de matiging is de algehele incidentele situatie die door betrokkene ter zitting is aangevoerd mede van belang. De boete zal worden gematigd tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
De kantonrechter ziet in dit geval aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen. De aanleiding hiervoor is dat het om een zeer uitzonderlijke situatie gaat, waarbij de aard en ernst van de incidentele omstandigheden een proceskostenvergoeding volgens de kantonrechter rechtvaardigen. Daarbij zijn mede de inspanningen en verrichte handelingen van betrokkene van belang. Bij een proceskostenvergoeding komen de kosten voor vergoeding in aanmerking die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken. Daarbij is het uitgangspunt dat dit het geval is als de betrokkene geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld. De beslissing van de officier van justitie wordt, wegens de matiging tot nihil, immers gewijzigd.
De proceskostenvergoeding wordt conform het Besluit proceskosten bestuursrecht toegekend en is als volgt berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 597,- = € 298,50
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 837,- = € 209,25
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 837,- =
€ 209,25
totaal € 717,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 717,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2023.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: