ECLI:NL:RBZWB:2023:9535

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
10579290 \ MB VERZ 23-223
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring beroep tegen verkeersboete met matiging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een bromfiets. De gedraging werd vastgesteld op 21 december 2021 door middel van een RDW-registercontrole. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 11 december 2023 was de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, aanwezig, terwijl betrokkene niet verscheen. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat de bromfiets al jaren niet meer werd gebruikt. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, gezien de omstandigheden en het feit dat betrokkene na de overtreding snel handelde om de bromfiets te schorsen, besloot de kantonrechter de boete te matigen tot de helft.

De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en betrokkene kreeg recht op terugbetaling van een te veel betaalde zekerheidstelling. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en legde de nieuwe boete vast op € 185,- plus € 9,- administratiekosten. Betrokkene moet het teveel betaalde bedrag van € 40,- terugkrijgen van de officier van justitie. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10579290 \ MB VERZ 23-223
CJIB-nummer: 2062 5422 4726 6147
uitspraakdatum: 11 december 2023
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 december 2023. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden, geconstateerd middels de RDW-registercontrole op 21 december 2021 om 17:06 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene geeft aan dat de desbetreffende brommer al jaren niet meer wordt gebruikt en afgelopen 2,5 jaar dus ook niet werkende is geweest. Dit is terug te zien in het RDW-register. Nadat betrokkene dacht de brommer geschorst te hebben, kreeg betrokkene een herinnering dat de brommer nog geschorst moest worden. Betrokkene was ervan overtuigd dat dat al gebeurd was, maar betrokkene heeft toen nogmaals een schorsing aangevraagd. Toen heeft betrokkene wel een bevestiging gekregen. Tussen de vergissing van betrokkene en de daadwerkelijke schorsing is deze boete vastgesteld.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat het sanctiebedrag niet meevalt en de schorsing ook kosten met zich bracht. Betrokkene heeft de bromfiets als 16-jarig meisje gekocht, maar toen ze 18 jaar oud werd, was de brommer overbodig. Toen betrokkene 18 jaar oud werd heeft ze een auto gekocht, waardoor de brommer ook niet gebruikt wordt. Betrokkene heeft begrip voor de verantwoordelijkheid als kentekenhouder.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De schorsing vond vanaf 23 november 2021 tot en met 23 november 2022 plaats. Daarna werd op 21 december 2022 de boete opgelegd en is de bromfiets op 29 december 2022 opnieuw geschorst. Het uitgangspunt is dat betrokkene als kentekenhouder verantwoordelijk is voor het voertuig en de bijkomende verplichtingen. Dit geldt ook als er niet met het voertuig wordt gereden. De boete is dus terecht opgelegd, maar de zittingsvertegenwoordiger ziet, gelet op dat de schorsing kort na de boete plaatsvond, aanleiding voor een matiging tot de helft.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Betrokkene ontkent de gedraging ook niet, maar beroept zich op omstandigheden. Een voertuig dient te worden verzekerd of te worden geschorst. Het niet doen daarvan komt in beginsel voor eigen rekening en risico van de kentekenhouder. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene na het inzien van de overtreding vrijwel direct heeft gehandeld. De boete zal worden gematigd tot de helft.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 185,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 40,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2023.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: