ECLI:NL:RBZWB:2023:9538

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
10198704 \ MB VERZ 22-566
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op het trottoir op de Boulevard Noord in Bergen op Zoom op 9 juli 2020. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zaak is eerder behandeld op 16 maart 2023, maar werd aangehouden om de officier van justitie de gelegenheid te geven een aanvullend proces-verbaal in te dienen. Tijdens de zitting op 11 december 2023 was de gemachtigde van betrokkene, mr. I.N.D.J. Rissema, niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A de Vreeze, was wel aanwezig. De gemachtigde had in het beroepschrift aangevoerd dat de gedraging niet had plaatsgevonden en dat er geen bord aanwezig was dat de gedraging zou rechtvaardigen.

De kantonrechter oordeelde dat de boete ten onrechte was opgelegd aan de kentekenhouder, omdat de verbalisant had moeten afzien van de staandehouding. De verklaring van de verbalisant was te summier en niet in lijn met de vereisten van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het betaalde bedrag van € 159,- aan betrokkene terug te betalen, evenals een proceskostenvergoeding van € 418,50.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer : 10198704 \ MB VERZ 22-566
CJIB-nummer : 3062 5422 4340 8907
uitspraakdatum : 11 december 2023
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. I.N.D.J. Rissema (Bezwaartegenverkeersboetes.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is eerder behandeld op de zitting van 16 maart 2023. De zaak is toen aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een aanvullend proces-verbaal in te dienen, waarin de verbalisant een toelichting geeft op de staandehouding en daarbij bovendien ingaat op het verweer van betrokkene. De zaak is vervolgens behandeld op de zitting van 11 december 2023. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad op de Boulevard Noord in Bergen op Zoom, op 09 juli 2020 om 20:53 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene heeft zelf op Google Streetview gezocht naar de pleeglocatie. Ook geeft betrokkene aan nergens op de Boulevard Noord een bord G7 te kunnen vinden. Betrokkene had zijn administratief beroep aan de officier van justitie mondeling willen toelichten middels een hoorzitting, maar hier heeft betrokkene geen mogelijkheid voor gehad. Betrokkene verzoekt om de sanctie met 25% te matigen, omdat er niet aan de hoorplicht is voldaan. Gemachtigde heeft aangevoerd dat verbalisant op grond van artikel 5 Wahv betrokkene had moeten staandehouden en zijn identiteit had moeten vaststellen. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om staandehouding te verrichten, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd. Omdat er sprake is van een reële mogelijkheid tot staandehouding is de boete onterecht aan de kentekenhouder opgelegd. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft, gelet op het aanvullend proces-verbaal, verzocht het beroep gegrond te verklaren. Er is verzocht om een aanvullend proces-verbaal voor meer informatie over de bebording en de staandehouding, maar de verklaring uit het aanvullend proces-verbaal is te summier en niet in lijn met vaste jurisprudentie. Daarnaast gaat het om een verkeerd bord en is de redelijke termijn overschreden en de hoorplicht geschonden.

Overwegingen

De kantonrechter heeft op de eerste zitting de zaak aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een aanvullend proces-verbaal over te leggen waarin de verbalisant een toelichting geeft op de staandehouding en daarbij bovendien ingaat op het verweer van betrokkene. Van deze gelegenheid heeft de officier van justitie gebruik gemaakt.
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het aanvullend proces-verbaal heeft de verbalisant afgezien van de staandehouding omdat betrokkene weg reed op het moment dat het voertuig van de verbalisant in beeld kwam.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de verklaring om af te zien van een staandehouding te summier. Bovendien is het aanvullend proces-verbaal niet afkomstig van de verbalisant die heeft afgezien van de staandehouding, waardoor de kantonrechter hier in dit geval geen doorslaggevende waarde aan hecht. De boete is dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,5 x € 837,- = € 418,50.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 159,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2023.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: