ECLI:NL:RBZWB:2023:9551
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging van de sanctie
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rechts inhalen op de Rijksweg (A27) te Breda op 12 november 2021. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 5 december 2023 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. I.N.D.J. Rissema, heeft namens hem het woord gevoerd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, aangezien de boete op 15 november 2021 was opgelegd en de behandeling bij de kantonrechter bijna drie weken later plaatsvond. Dit leidde tot de beslissing om de boete met 25% te matigen, waardoor het bedrag werd verlaagd tot € 187,50, plus administratiekosten.
Daarnaast heeft de kantonrechter de officier van justitie opgedragen om het bedrag van € 62,50, dat betrokkene te veel als zekerheid heeft betaald, terug te betalen. Ook is er een proceskostenvergoeding van € 418,50 toegekend aan de betrokkene, omdat de redelijke termijn was overschreden. De uitspraak is openbaar gedaan door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.