ECLI:NL:RBZWB:2023:956

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
405880_E10022023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor buitenlandse vakantiereis met minderjarigen

In deze zaak heeft de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. M.P.J. Brouwers, een kort geding aangespannen tegen de man, met als doel vervangende toestemming te verkrijgen voor een vakantie met de minderjarigen naar Polen. De vrouw heeft de minderjarigen, geboren in 2018 en 2019, en is gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. De man heeft zijn toestemming voor de reis niet verleend, ondanks herhaalde verzoeken van de vrouw en de betrokken jeugdbeschermer. De voorzieningenrechter heeft de vordering op 10 februari 2023 behandeld, waarbij de man niet is verschenen. De Raad voor de Kinderbescherming was aanwezig om advies te geven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vordering en dat een buitenlandse vakantie in het belang van de minderjarigen wordt geacht. Gezien het feit dat de man niet heeft gereageerd op de vordering, heeft de voorzieningenrechter besloten om de vrouw toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar Polen te reizen van 17 tot en met 25 februari 2023. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vrouw direct met de minderjarigen kan vertrekken, ongeacht een eventueel verzet van de man.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaakgegevens: C/02/405880 / KG ZA 23-45
Vonnis in kort geding van 10 februari 2023
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.P.J. Brouwers te Tilburg,
tegen
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2018 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2019 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de minderjarigen.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding, met producties.
1.2
Op 8 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter de vordering mondeling behandeld met gesloten deuren, omdat het belang van de minderjarigen en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit vereist.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling is verschenen en heeft de rechtbank gehoord de vrouw, bijgestaan door mr. Brouwers en mevrouw [naam] , tolk in de Poolse taal (met [tolkennummer] ). Daarnaast was een vertegenwoordigster namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, aanwezig om de voorzieningenrechter over de vordering te adviseren.
1.4
De man is, met bericht van afmelding, niet verschenen.
1.5
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, uit welke relatie de minderjarigen zijn geboren.
2.2
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.3
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.4
De minderjarigen wonen bij de vrouw.
2.5
Bij beschikking van de kinderrechter van 11 juli 2022 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Tilburg, met ingang van 11 juli 2022 tot 11 juli 2023.
2.6
Bij vonnis in kort geding van 19 december 2022 is, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man, aan de vrouw toestemming verleend om met de minderjarigen op vakantie te gaan naar Polen in de periode van 22 december 2022 tot en met 4 januari 2023.

3.De vordering

3.1
De vrouw vordert bij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om haar toestemming te verlenen, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man, voor een vakantie met de minderjarigen naar Polen van 17 februari 2023 tot en met 25 februari 2023.
3.2
Namens en door de vrouw is ter onderbouwing van haar vordering, kort samengevat, aangevoerd dat de vrouw voornemens is om in de aankomende voorjaarsvakantie met de minderjarigen voor vakantie en familiebezoek naar Polen te reizen en daar te verblijven. Aangezien de man als medegezaghebbende ouder van de minderjarigen zijn toestemming hiervoor moet verlenen, heeft de vrouw, via de betrokken jeugdbeschermer van de GI, aan de man verzocht om zijn standpunt hierover kenbaar te maken. Op 19 januari 2023 heeft de jeugdbeschermer per e-mail aan de vrouw laten weten dat de man niet instemt. Hij heeft zijn besluit echter niet toegelicht. Daarna heeft de advocaat nog tevergeefs geprobeerd om de man te bewegen om alsnog zijn toestemming te verlenen. In een vergelijkbare procedure in december 2022 heeft de man bezwaren geuit tegen een vakantie(reis) van de vrouw met de minderjarigen in de kerstvakantie naar Polen vanwege, kortgezegd, de oorlog in Oekraïne en omdat hij zelf weinig contact heeft met de minderjarigen. De voorzieningenrechter heeft die bezwaren van de man echter gepasseerd en bij voormeld vonnis in kort geding van 19 december 2022 aan de vrouw vervangende toestemming verleend om met de minderjarigen naar Polen te reizen. Daarbij stelt de vrouw dat zij met de minderjarigen naar de stad Poznań zal reizen, gelegen in het westelijke deel van Polen, en dat er voor Polen, met uitzondering van de grensgebieden met Oekraïne en Belarus, vanuit het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken nog steeds een groen reisadvies geldt. Dat de man meer contact wil hebben met de minderjarigen is volgens de vrouw geen reden om toestemming voor vakantie te weigeren. Nu de man niet is verschenen en hij de vordering niet heeft weersproken, kan de vordering naar de mening van de vrouw als onweersproken worden toegewezen.
3.3
De man is niet verschenen en heeft zijn mening over de vordering niet aan de voorzieningenrechter kenbaar gemaakt.
3.4
Op de stellingen van de vrouw en het advies van de Raad wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Nadat de voorzieningenrechter tijdens de mondelinge behandeling heeft vastgesteld dat ten aanzien van de dagvaarding de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, is tegen de man verstek verleend.
4.2
Op grond van de overgelegde stukken en wat er door en namens de vrouw tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vordering vast.
4.3
Namens de Raad is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, aangegeven dat een buitenlandse vakantiereis in beginsel in het belang van minderjarigen wordt geacht. De Raad ziet geen redenen om de gevorderde vervangende toestemming te weigeren. De Raad vindt het jammer dat het wederom zo ver moet komen dat een gerechtelijke procedure gevoerd moet worden. Het is ook jammer dat de GI hierover geen duidelijk standpunt heeft ingenomen richting de man.
4.4
Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, zal de voorzieningenrechter, in lijn met het vonnis van 19 december 2022, de vordering van de vrouw, die niet is weersproken, toewijzen en, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man, toestemming verlenen aan de vrouw om met de minderjarigen in de periode van 17 februari 2023 tot en met 25 februari 2023 naar Polen te reizen en daar te verblijven.
4.5
De voorzieningenrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door de vrouw. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als de man hiertegen in verzet gaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1
verleent, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man, toestemming aan de vrouw om met de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2018 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2019 te [geboorteplaats] ,
in de periode van 17 februari 2023 tot en met 25 februari 2023 naar Polen te reizen en daar te verblijven;
5.2
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2023 door mr. Van Triest, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Wallerbos als griffier.