Op 22 september 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ouders van [minderjarige] belast met het ouderlijk gezag, waarbij [minderjarige] bij de moeder woont. De kinderrechter heeft eerder op 30 mei 2023 een ondertoezichtstelling opgelegd, die op 30 september 2023 zou aflopen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om verlenging van deze ondertoezichtstelling, omdat er zorgen zijn over de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat [minderjarige] zich onveilig voelt bij zijn stiefvader en dat er zorgen zijn over de thuissituatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft, gezien de aanhoudende zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 30 januari 2024 en heeft een pro forma zitting gepland op 9 januari 2024 om de voortgang te bespreken. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om een schriftelijk verslag te overleggen over de situatie van [minderjarige] en de ingezette hulpverlening. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.