ECLI:NL:RBZWB:2023:9574

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
C/2/412752 / JE RK 23-1431
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • B. Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling voor minderjarigen met verschillende uitkomsten

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 september 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] afgewezen, omdat er geen ernstige bedreiging in haar ontwikkeling meer aanwezig is. [minderjarige 1] heeft aangegeven niet open te staan voor hulpverlening en ontwikkelt zich naar behoren. De situatie tussen de ouders is gespannen, maar dit belemmert haar ontwikkeling niet.

Voor [minderjarige 2] daarentegen, is de kinderrechter van oordeel dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd. [minderjarige 2] vertoont gedragsproblematiek en heeft moeite met het uiten van zijn emoties. De kinderrechter oordeelt dat de hulpverlening voor [minderjarige 2] moet doorgaan, vooral gezien de problematische verstandhouding tussen de ouders. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] verlengd voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid om de voortgang te monitoren en verdere beslissingen te nemen op basis van de ontwikkelingen in de zaak.

De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de GI (Gecertificeerde Instelling) verantwoordelijk blijft voor de hulpverlening en dat er verder onderzoek moet plaatsvinden naar de communicatie tussen de ouders. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/412752 / JE RK 23-1431
Datum uitspraak: 22 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Tilburg,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 6 augustus 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 9 augustus 2023;
  • het e-mailbericht van de moeder van 12 september 2023;
  • het e-mailbericht van de vader met bijlage van 16 september 2023.
1.2
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader,
- een vertegenwoordiger van de GI.
Daarnaast was, met bijzondere toestemming van de kinderrechter, als toehoorder aanwezig de heer [naam] , ambulant begeleider van [minderjarige 2] , werkzaam bij [geestelijke gezondheidszorg] .
De moeder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
1.3
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over het verzoek van de GI te praten tijdens een kindgesprek op 18 september 2023. Beiden hebben hiervan gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2
Bij beschikking van 28 december 2021 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van de GI gesteld. Deze maatregel is nadien verlengd tot 28 september 2023.
2.3
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de vader.

3.Het verzoek

De GI verzoekt, zoals nader toegelicht tijdens de mondelinge behandeling, de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] te verlengen voor de duur van zes maanden en de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1
De GI voert ter onderbouwing van het verzoek aan dat de voorgaande jeugdzorgwerker in mei 2023 plotseling is uitgevallen. Hierdoor is de voortgang in de zaak gestagneerd. Recent is een nieuwe vaste jeugdzorgwerker aangesteld. De doelen die eerdere in het kader van de ondertoezichtstelling zijn gesteld, zijn nog niet behaald. Er zijn met name zorgen over (de ontwikkeling van) [minderjarige 2] en het contact tussen de ouders. [minderjarige 2] laat in toenemende mate gedragsproblematiek zien. Hij heeft moeite om zijn emoties op een adequate manier te uiten. Op dit moment krijgt [minderjarige 2] ondersteuning van een ambulant begeleider, de heer [naam], van [geestelijke gezondheidszorg] . Ook is hij recent met een PMT-traject gestart. Belangrijk is dat deze hulpverlening door blijft lopen. De situatie tussen de ouders is nog niet verbeterd. De verstandhouding tussen de ouders is nog steeds gespannen; het onderlinge vertrouwen is minimaal, er vindt nagenoeg geen communicatie tussen de ouders plaats en er worden veel verwijten over en weer gemaakt. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten hierdoor klem tussen de ouders. Van belang is dat in de komende periode onderzoek gaat plaatsvinden naar een passende vorm van (minimale) communicatie tussen de ouders, waarbij gedacht zou kunnen worden aan parallel ouderschap. Beide ouders geven, los van elkaar aan, weinig zorgen te hebben over [minderjarige 1] . Ook door de GI wordt gezien dat het goed gaat met [minderjarige 1] . Zij ontwikkelt zich leeftijdsadequaat, kan goed mee op school en heeft een leuk sociaal leven. Wel groeit [minderjarige 1] op in dezelfde gespannen opvoedsituatie als [minderjarige 2] . Daarom is het belangrijk dat ook ten aanzien van [minderjarige 1] goed zicht komt op wat zij eventueel aan ondersteuning nodig heeft om zich goed te blijven ontwikkelen, ondanks dat [minderjarige 1] duidelijk aangeeft niet open te staan voor hulpverlening. De ouders zijn nog niet in staat om zelfstandig, in het vrijwillig kader, de benodigde stappen te zetten om tot een verbetering van de situatie te komen. De inzet van hulpverlening in het gedwongen kader is daardoor nog noodzakelijk. Ten aanzien van [minderjarige 2] kan de GI er mee instemmen indien de ondertoezichtstelling wordt verlengd voor de duur van zes maanden onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek om zicht te houden op de ontwikkelingen in de komende maanden.
4.2
[minderjarige 1] heeft in het gesprek met de kinderrechter verteld dat zij niet wil dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. Zij wil met rust worden gelaten en heeft geen behoefte aan contact met hulpverlenende instanties. Dit bezorgt haar alleen maar stress, en dat helpt haar op dit moment niet. [minderjarige 1] heeft geen behoefte aan meer contact met de moeder. Zij ziet haar moeder één keer in de twee weken een weekend en gedurende helft van de vakanties, en dat is voor [minderjarige 1] voldoende. [minderjarige 1] verveelt zich vaak bij de moeder en heeft moeite met de wijze waarop de moeder met haar lichamelijke klachten om gaat. [minderjarige 1] heeft soms het idee dat de moeder over de ernst van haar lichamelijke klachten liegt. Volgens [minderjarige 1] is de band met haar vader veel beter.
4.3
[minderjarige 2] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat hij het bij zijn vader fijner vindt dan bij zijn moeder. Bij de moeder wordt er weinig ondernomen. Daarnaast heeft [minderjarige 2] , net als [minderjarige 1] , moeite met de wijze waarop de moeder met haar lichamelijke klachten omgaat. Soms lijkt de moeder meer te kunnen dan zij de kinderen aangeeft. [minderjarige 2] heeft moeite met het uiten van zijn emoties. Hij heeft hierover gesprekken met de heer [naam] van [geestelijke gezondheidszorg] . [minderjarige 2] ervaart deze gesprekken als prettig en helpend. Over een eventuele verlenging van de ondertoezichtstelling heeft [minderjarige 2] geen duidelijke mening.
4.4
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij kan instemmen met een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] , maar dat hij twijfels heeft bij een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] . [minderjarige 1] ontwikkelt zich goed en is bovendien ‘hulpverleningsmoe’. Ook lijkt [minderjarige 1] minder moeite te hebben met de situatie dan [minderjarige 2] . Zij heeft frustraties over de wijze waarop de moeder haar ouderrol invult, maar kan dit gemakkelijker naast zich neerleggen. [minderjarige 2] daarentegen niet. [minderjarige 2] heeft een groot verlangen naar liefde van zijn moeder, maar dit wordt niet in voldoende mate beantwoord. De moeder lijkt zich hierbij te verschuilen achter haar ziekte. Dit doet [minderjarige 2] veel verdriet en maakt dat zijn hoofd vol zit. [minderjarige 2] heeft hulpverlening nodig voor zijn problematiek. De vader ervaart de communicatie met de moeder als lastig en zou graag willen dat de moeder meer verantwoordelijkheid gaat nemen. Op dit moment zorgt de vader overal alleen voor. Dit vraagt veel van hem. De vader heeft een kennismakingsgesprek gehad met de nieuwe jeugdzorgwerker dat prettig is verlopen. De vader staat open voor samenwerking met de jeugdzorgwerker, maar is tegelijkertijd sceptisch. Eerder heeft de GI steken laten vallen.
4.5
De moeder heeft in haar e-mailbericht van 12 september 2023 aan de rechtbank bericht dat zij onlangs een zware longoperatie heeft moeten ondergaan waarvan zij nog herstellende is. Hierdoor is het voor haar niet mogelijk om op de mondelinge behandeling te verschijnen. De moeder staat achter het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] . Zij is bang dat wanneer de ondertoezichtstelling zou komen te vervallen problemen gaan ontstaan in de uitvoering van de huidige afspraken. Belangrijk is ook dat deze afspraken op schrift komen. De moeder heeft meerdere malen geprobeerd om in contact te komen met de GI, maar tevergeefs.

5.De beoordeling

5.1
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, van het BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Op grond van artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een GI wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Op basis van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht is de kinderrechter van oordeel dat ten aanzien van [minderjarige 1] niet langer wordt voldaan aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, van het BW. Van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1] is, zoals ook erkend door de GI tijdens de mondelinge behandeling, geen sprake meer. Weliswaar groeit [minderjarige 1] op in een opvoedsituatie waarin de verstandhouding tussen de ouders gespannen is en is er geen sprake van een onbelaste vorm van contact en communicatie. Dit belast [minderjarige 1] , maar op dit moment belemmert dit haar niet dusdanig in haar ontwikkeling dat zij vastloopt. Het gaat goed met [minderjarige 1] en zij ontwikkelt zich leeftijdsadequaat. Bovendien heeft [minderjarige 1] duidelijk te kennen gegeven dat zij op dit moment niet open staat voor hulpverlening. Zij ziet geen meerwaarde voor hulpverlening voor zichzelf, en ervaart hulpverlening op dit moment als een last in plaats van een steun. Dit maakt dat de kinderrechter het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] zal afwijzen.
5.3
Naar het oordeel van de kinderrechter wordt met betrekking tot [minderjarige 2] nog wel aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling voldaan. Bij [minderjarige 2] is in toenemende mate sprake van gedragsproblematiek, waarbij hij moeite heeft om zijn emoties op een adequate wijze te uiten. Niet uitgesloten is dat de oorsprong van deze problematiek is gelegen in de problematische verstandhouding tussen de ouders, waarin [minderjarige 2] klem zit. Hij wil graag door zijn beide ouders gezien en gehoord worden en lijkt dit met name bij de moeder te missen. Belangrijk is dat de huidige hulpverlening die [minderjarige 2] ontvangt, waaronder de ondersteunde gesprekken met ambulant begeleider de heer [naam] van [geestelijke gezondheidszorg] en het recent gestarte PMT-traject, doorgang blijft vinden. De kinderrechter acht het van belang dat GI betrokken blijft om de voortzetting van deze hulpverlening te waarborgen alsook om de inzet van eventuele andere voor [minderjarige 2] noodzakelijk geachte hulpverlening te organiseren. Ook dient verder te worden onderzocht wat nog ingezet kan worden om te komen tot een vorm van ouderschap, die de ouders in staat stelt om belangrijke zaken rondom [minderjarige 2] (en [minderjarige 1] ) op een onbelaste wijze, zonder betrokkenheid van hulpverlening, zelfstandig te regelen.
5.4
Daarbij overweegt de kinderrechter ook het volgende. In de afgelopen maanden heeft de GI slechts minimaal uitvoering gegeven aan de ondertoezichtstelling.
Na de uitval van de vorige jeugdzorgwerker in mei 2023 heeft het erg lang geduurd voordat een nieuwe jeugdzorgwerker is aangesteld. De komende tijd dient door de GI dan ook voortvarend te worden opgetreden, waarbij gewerkt dient te worden aan de doelen die eerder in het kader van de ondertoezichtstelling zijn gesteld, te weten:
- [minderjarige 2] groeit op in een voorspelbare, veilige en vertrouwde leefomgeving;
- [minderjarige 2] leert zijn emoties op adequate wijze te uiten;
- er is sprake van (minimale) communicatie tussen de ouders.
Daarnaast dient nader te worden onderzocht hoe de moeder haar ouderrol voor [minderjarige 2] (en [minderjarige 1] ) zo optimaal mogelijk kan invullen. Gebleken is immers dat de minderjarigen zich door de moeder onvoldoende gehoord en gezien voelen, hetgeen een goed contact met de moeder in de weg staat. In overleg met de moeder zal bekeken moeten worden wat zij, rekening houdend met haar beperkingen als gevolg van haar lichamelijke problematiek, als ouder nog wel kan in plaats van allemaal niet kan.
5.5
De kinderrechter ziet aanleiding om een tussentijds toetsmoment in te lassen om de voortgang van bovenvermelde doelen te monitoren. Om die reden zal het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] worden toegewezen voor de duur van zes maanden en zal het resterende deel worden aangehouden tot de hierna in het dictum genoemde PRO FORMA datum. Van de GI wordt verwacht dat zij uiterlijk op deze pro forma datum schriftelijk verslag aan de kinderrechter zal doen over het verloop van de ondertoezichtstelling en de hulpverlening die in dat kader is ingezet. Daarbij wenst de kinderrechter ook geïnformeerd te worden over de stand van zaken met betrekking tot de oudercommunicatie en de samenwerking tussen de ouders. Verder dient de GI dan haar standpunt te geven ten aanzien van het resterende deel van het verzoek, met toezending van haar verslag aan de ouders. In geval de GI het resterende verzoek handhaaft, zal voor de afloopdatum van de ondertoezichtstelling een mondelinge behandeling worden bepaald.
5.6
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat deze beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
wijst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] af;
6.2
verlengt, uitvoerbaar bij voorraad, de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] met ingang van
28 september 2023 tot 28 maart 2024;
6.3
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] aan tot
5 maart 2024 PRO FORMAin afwachting van het schriftelijk verslag van de GI en haar standpunt over het resterende deel van het verzoek, een en ander op de wijze zoals is omschreven in rechtsoverweging 5.5;
6.4
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2023 door mr. Benjaddi, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Snatersen, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 5 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.