ECLI:NL:RBZWB:2023:9576

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
C/02/409417 / FA RK 23-2205 en C/02/409422 / FA RK 23-2208
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • B. Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot gezamenlijk gezag en voorlopige zorgregeling in een familiezakenprocedure met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure met betrekking tot de minderjarigen van partijen, die een affectieve relatie hebben gehad. De man en de vrouw hebben samen vier minderjarigen, waarvan de man de minderjarigen erkend heeft. De man verzoekt de rechtbank om voorlopige toevertrouwing van de minderjarigen aan hem, wijziging van het gezag over de minderjarige [minderjarige 2] en vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem. De vrouw verzoekt de rechtbank om het verzoek van de man af te wijzen en om een zorgregeling vast te stellen die haar in staat stelt contact te onderhouden met de minderjarigen.

De rechtbank heeft de verzoeken van de man en de vrouw behandeld en vastgesteld dat de minderjarigen sinds 14 november 2021 bij de man wonen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen contra-indicaties zijn voor het gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] en heeft het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag toegewezen. Tevens is de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de man vastgesteld, in overeenstemming met de feitelijke situatie. De rechtbank heeft ook een informatieregeling vastgesteld, waarbij de man de vrouw eenmaal per twee maanden per e-mail informeert over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot de minderjarigen.

De rechtbank heeft partijen en de minderjarigen verwezen naar een hulpverleningstraject om de communicatie en samenwerking tussen hen te verbeteren, en om te zorgen voor een goede omgang tussen de minderjarigen en beide ouders. De rechtbank heeft de beslissing over de zorgregeling aangehouden voor de duur van zes maanden, in afwachting van de resultaten van het hulpverleningstraject.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaaknummers: C/02/409417 / FA RK 23-2205 (bodemprocedure)
C/02/409422 / FA RK 23-2208 (voorlopige voorzieningenprocedure)
datum uitspraak: 10 november 2023
beschikking
in de zaken van
[de man],
hierna te noemen de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.A.M. Schoenmakers te Breda,
tegen
[de vrouw],
hierna te noemen de vrouw,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres] te [plaats 1] ,
maar feitelijk verblijvende op een voor de rechtbank onbekend adres in [land 1] ,
advocaat: mr. C.A. Pietsch te Breda,

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de op 2 mei 2023 ontvangen verzoeken met bijlagen;
- het F9-formulier van 12 mei 2023 van mr. Schoenmakers;
- het F9-formulier van 30 mei 2023 van mr. Pietsch;
- het op 5 oktober 2023 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken met bijlagen.
1.2
De verzoeken zijn op 9 oktober 2023, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren. Een medewerkster namens de Raad was aanwezig.
1.3
Voorafgaande aan deze mondelinge behandeling heeft de rechter op 6 oktober 2023 met de minderjarigen afzonderlijk gesproken over de verzoeken.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn de volgende minderjarigen geboren:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2009;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 2] 2011;
- [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats 2] ( [land 2] ) op [geboortedag 3] 2013;
- [minderjarige 4] , geboren te [geboorteplaats 2] ( [land 2] ) op [geboortedag 4] 2015.
2.2
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.3
Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] . De vrouw heeft van rechtswege alleen het gezag over [minderjarige 2] .
2.4
De minderjarigen wonen bij de man.

3.De verzoeken

3.1
De man verzoekt de rechtbank om bij beschikking, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
I. de minderjarigen, bij wijze van voorlopige voorziening, voorlopig aan hem worden toevertrouwd;
II. het gezag over [minderjarige 2] voortaan aan hem en de vrouw samen toekomt;
III. de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem wordt vastgesteld;
IV. een zorgregeling, nader door de vrouw voor te stellen, wordt vastgesteld althans een zorgregeling door de rechtbank in goede justitie wordt vastgesteld dan wel een andere beslissing wordt genomen die de rechtbank geraden acht.
3.2
De vrouw verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het verzoek van de man onder I af te wijzen;
II. de verzoeken van de man onder II en III toe te wijzen,.
Bij wijze van zelfstandige verzoeken verzoekt de vrouw om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. een zorgregeling tussen haar en de minderjarigen vast te stellen, inhoudende:
- iedere dinsdag- en vrijdagavond om 18:30 uur heeft de vrouw individueel
contact met de minderjarigen middels videobellen. De man draagt zorg voor het
tijdig in de gelegenheid stellen van de minderjarigen om, middels (video)bellen,
contact met de vrouw op te nemen. Tevens draagt de man ervoor zorg dat de
minderjarigen elkaar afwisselen, zodat de vrouw de mogelijkheid heeft om met
alle minderjarigen (tenminste een kwartier) individueel contact te hebben.
- -- de minderjarigen verblijven bij de vrouw op de navolgende momenten:
• ieder jaar tijdens de zomervakantie de eerste vier aaneengesloten
weken bij de vrouw;
• in de even jaren tijdens de gehele kerstvakantie (inclusief oud en nieuw) bij de vrouw;
• in de oneven jaren tijdens de gehele meivakantie (ook al bestaat de meivakantie uit slechts één) bij de vrouw.
- De vrouw reist naar Nederland om de minderjarigen op te halen en met hen
mee naar Spanje te reizen. De vrouw zal de minderjarigen eveneens begeleiden
tijdens hun reis naar Nederland.
- op het moment dat de minderjarigen bij de vrouw (in Spanje) verblijven, draagt
de vrouw zorg voor (video)belmomenten tussen de man en de minderjarigen,
op eenzelfde wijze als de vrouw normaliter wekelijks contact met de
minderjarigen onderhoudt.
- indien de vrouw tijdelijk in Nederland verblijft, laat zij dit zes weken voorafgaand aan haar verblijf in Nederland aan de man weten, zodat de man en de vrouw, in onderling overleg, afspraken kunnen maken met betrekking tot het contact met de minderjarigen. De vrouw acht het in ieder geval van belang dat de man de vrouw in de gelegenheid stelt een geheel weekend (lees; van vrijdagavond tot zondagavond) met de minderjarigen door te brengen. Indien de vrouw langer dan een weekend in Nederland verblijft, stelt de man haar in de gelegenheid om ook doordeweeks de minderjarigen bij haar te laten overnachten.
II. te bepalen dat aan de man een informatieregeling wordt opgelegd, inhoudende:
dat de man met ingang van de datum van de door de rechtbank af te geven beschikking de vrouw eenmaal per maand via e-mail - op het voor de man bekende e-mailadres van de vrouw - informeert over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot de minderjarigen waarbij informatie wordt verstrekt over schoolprestaties, gezondheid, doktersbezoeken, medische behandelingen / problemen, medicijngebruik, hobby’s en activiteiten, onder overlegging van kopieën van schoolrapporten, alsmede een goedgelijkende foto van de minderjarigen.

4.De standpunten

4.1
Door en namens de man is, kort samengevat, aangevoerd dat de minderjarigen sinds 14 november 2021 volledig bij de man wonen in [plaats 2] , waar zij ook naar school gaan. De vrouw woont op dit moment (weer) in Spanje. Er zijn geen contra-indicaties voor het toekennen van het (mede)gezag aan de man over [minderjarige 2] . Het is daarnaast in het belang van alle vier de minderjarigen om hun hoofdverblijfplaats bij de man vast te stellen. Bij de man is al geruime tijd sprake van een stabiele omgeving die recht doet aan het belang van de minderjarigen. De man staat open voor contact tussen de vrouw en de minderjarigen en hij vindt het ook belangrijk dat dit contact er is. De man kan niet instemmen met de door de vrouw voorgestelde zorgregeling. Hij acht deze regeling op dit moment nog te vergaand en teveel gevraagd voor de minderjarigen, temeer nu [minderjarige 3] het contact met de vrouw vooralsnog volledig afwijst. Sterk Huis is inmiddels betrokken om te achterhalen hoe het met de minderjarigen gaat en of zij een mogelijke hulpvraag hebben. De man zou graag professionele hulpverlening willen krijgen bij het invullen en vormgeven van het contact tussen de vrouw en de minderjarigen. De man staat open voor een hulpverleningstraject via het Uniform Hulpaanbod (hierna: UHA).
4.2
Door en namens de vrouw is, kort samengevat, aangevoerd dat zij sinds 4 mei 2023 met haar nieuwe partner (weer) in Spanje woont. Zij stemt in met het verzoek van de man om hem mede met het gezag over [minderjarige 2] te belasten. Ook kan de vrouw ermee instemmen dat de hoofdverblijfplaats van alle vier de minderjarigen bij de man wordt bepaald. Daarmee vervalt het spoedeisend belang van de man bij zijn verzoek strekkende tot toevertrouwing van de minderjarigen aan hem. Het is in het belang van de minderjarigen en partijen dat er duidelijke afspraken worden gemaakt over het contact tussen de vrouw en de minderjarigen.
In het kader van het onderhouden dan wel verder uitbouwen van de band tussen haar en de minderjarigen acht de vrouw de door haar voorgestelde zorgregeling passend. Daarnaast acht de vrouw het aangewezen dat een informatieregeling wordt vastgesteld nu de man haar vaker niet dan wel informeert over de algemene ontwikkeling en welzijn van de minderjarigen, waaronder medische behandelingen/problemen en medicijngebruik. De vrouw heeft namelijk pas zeer recent begrepen dat Sterk Huis betrokken is bij de minderjarigen en de man.
De vrouw staat, net als de man, open voor professionele hulpverlening bij het vormgeven van het contact tussen haar en de minderjarigen. Zij kan instemmen met een hulpverleningstraject in het kader van het UHA. Het doet de vrouw veel verdriet dat [minderjarige 3] op dit moment niet open staat voor contact met haar.
4.3
De minderjarigen hebben in de afzonderlijke gesprekken die zij met de rechter hebben gevoerd aangegeven dat zij het fijn hebben bij de man. De man zorgt goed voor hen. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 4] hebben contact met de vrouw nu zij op dit moment in Nederland verblijft. Zij geven aan van dit contact te genieten. [minderjarige 3] heeft aangegeven de vrouw niet te hebben gezien en ook niet te willen zien. Hij is boos op de vrouw over een situatie die zich tussen hem en de vrouw heeft afgespeeld. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 4] vinden het jammer dat de vrouw binnenkort weer terug gaat naar Spanje. Ze staan open voor videobelcontactmomenten met de vrouw, maar [minderjarige 1] geeft daarbij wel aan het lastig te vinden wanneer dit op een vaste dag en tijdstip moet plaatsvinden. Dit komt voor hem niet altijd uit vanwege zijn hobby’s en huiswerk. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 4] zouden graag bij de vrouw willen zijn in de vakanties, maar vinden het wel belangrijk dat de vakanties tussen partijen eerlijk worden verdeeld. [minderjarige 3] heeft aangegeven misschien ooit weer contact met de vrouw te willen, maar op dit moment (nog) niet.
4.4
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling partijen geadviseerd om een hulpverleningstraject aan te gaan. Zij hebben hulp nodig om te komen tot afspraken die zowel voor de minderjarigen als voor henzelf uitvoerbaar zijn en waar iedereen achter kan staan. Het is voor de minderjarigen belangrijk dat zij in goed contact blijven staan met de vrouw. Van belang is ook dat het contact tussen [minderjarige 3] en de vrouw wordt hersteld. De Raad adviseert de rechtbank partijen te verwijzen naar een hulpverleningstraject in het kader van het UHA.

5.De beoordeling

Voorlopige voorzieningenprocedure (C/02/409422 / FA RK 23-2208)
Voorlopige toevertrouwing
5.1
Omdat in de bodemprocedure wordt beslist over het hoofdverblijf van de minderjarigen, heeft de man geen belang meer bij zijn verzoek strekkende tot voorlopige toevertrouwing van de minderjarigen aan hem. De rechtbank zal dit verzoek, zoals besproken tijdens de mondelinge behandeling met partijen, als ingetrokken beschouwen en afwijzen.
De bodemprocedure (C/02/409417 / FA RK 23-2205)
Gezag
5.2
Op grond van artikel 1:253c, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nooit het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken om de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt dit verzoek slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Dit betekent dat gezamenlijk gezag het wettelijk uitgangspunt is.
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht stelt de rechtbank vast dat partijen het er over eens zijn dat zij samen met het gezag over [minderjarige 2] worden belast. Niet is gebleken van contra-indicaties die maken dat het belang van [minderjarige 2] zich hiertegen verzet. Daarbij overweegt de rechtbank voorts dat partijen over de andere drie minderjarigen reeds samen met het gezag zijn belast. De rechtbank zal het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag toewijzen.
Hoofdverblijfplaats
5.3
Op grond van artikel 1:253a, tweede lid, sub c, van het BW kan de rechtbank bij ouders met gezamenlijk gezag op verzoek van de ouders of één van hen een regeling vaststellen over de uitoefening van het ouderlijk gezag, die kan omvatten de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
De rechtbank stelt vast dat de minderjarigen sinds 14 november 2021 hun hoofdverblijf bij de man hebben. Gesteld noch gebleken is van zorgen over de opvoedsituatie van de minderjarigen bij de man. Alle vier de minderjarigen lijken zich bij de man goed te ontwikkelen. Een vaststelling van het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de man is naar het oordeel van de rechtbank dan ook op zijn plaats, temeer omdat hiermee de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie. In haar oordeel neemt de rechtbank mee dat de vrouw instemt met het verzoek van de man. De rechtbank zal het verzoek van de man om het hoofdverblijf van de minderjarigen bij hem te bepalen toewijzen.
Informatieregeling
5.4
Op grond van artikel 1:253a, tweede lid, sub c, van het BW kan de rechtbank bij ouders met gezamenlijk gezag een regeling vaststellen omtrent de wijze waarop informatie over het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft. De ouder bij wie het kind zijn/haar hoofdverblijf heeft (in casu de man), is verplicht om de andere ouder (in casu de vrouw) informatie te verstrekken.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over een informatieregeling. Tussen partijen is afgesproken dat de man de vrouw eenmaal per twee maanden per e-mail informeert over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot de minderjarigen, waarbij informatie wordt verstrekt over hun schoolprestaties, gezondheid, doktersbezoeken, medische behandelingen / problemen, medicijngebruik, hobby’s en activiteiten, onder overlegging van kopieën van schoolrapporten voor zover in de tussenliggende weken ontvangen, alsmede een goed gelijkende recente (kleuren)foto van de minderjarigen.
De rechtbank is niet gebleken dat het belang van de minderjarigen zich tegen de regeling verzet. Een frequente informatievoorziening zal de vrouw in staat stellen om tijdens de contactmomenten met de minderjarigen goed aan te sluiten bij hun beleving. De rechtbank zal de regeling dan ook in de beschikking vastleggen.
Uniform Hulpaanbod
5.5
Zoals tijdens de mondelinge behandeling al aan partijen is meegedeeld, volgt de rechtbank het standpunt van de Raad dat de problematiek van partijen dringend vraagt om de inzet van een passend hulpverleningstraject bij een zorgaanbieder onder de paraplu van het UHA. Er is veel tussen partijen gebeurd, waardoor de verstandhouding tussen hen verstoord is geraakt.
Dit heeft een negatieve invloed op de onderlinge samenwerking en communicatie van partijen met betrekking tot de minderjarigen. Het wettelijke uitgangspunt is dat ouders (ook na het uiteen gaan) het ouderschap over hun kind samen vorm geven en uitoefenen. Partijen hebben hulp nodig om samen te komen tot afspraken die zowel voor de minderjarigen als henzelf uitvoerbaar zijn en die passen bij de huidige situatie, waarbij de vrouw in Spanje verblijft. Het is voor de minderjarigen belangrijk dat zij contact hebben met beide ouders, en dat dit contact plezierig en zonder ballast kan plaatsvinden. Er dient ingezet te worden op het herstellen van het contact tussen [minderjarige 3] en de vrouw, waarbij rekening dient te worden gehouden met hetgeen [minderjarige 3] in het contact met de vrouw aankan.
Beide partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven open te staan voor een dergelijk hulpverleningstraject en bereid te zijn hieraan hun medewerking te verlenen. Daarbij hebben partijen ermee ingestemd dat de rechtbank hen en de minderjarigen voor hulpverlening verwijst naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-Oost. De verwijzing heeft op 12 oktober 2023 plaatsgevonden met het verzenden van het verwijzingsformulier naar het loket. Deze beschikking geldt als bevestiging dat partijen met de doorverwijzing en de voorwaarden daarvan hebben ingestemd.
Daarbij vraagt de rechtbank aandacht voor de omstandigheid dat de man en de minderjarigen reeds bekend zijn bij Sterk Huis.
De rechtbank overweegt voorts dat deelname aan het hulpverleningstraject weliswaar vrijwillig, maar niet vrijblijvend is. Van partijen wordt dan ook een serieuze inspanning verlengd om het traject tot een goed einde te brengen.
5.6
Met de inzet van het hulpverleningstraject gaan partijen, zoals tijdens de mondelinge behandeling besproken, in ieder geval werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor de kinderen;
- de kinderen hebben een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund;
- de (gezagdragende) ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van de kinderen
(lichte systeemgerichte interventie);
- de kinderen en de (gezagdragende) ouders hebben onbelast contact met elkaar.
5.7
De resultaten zijn ook vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is aan deze beschikking gehecht (bijlage 1).
Ten aanzien van het verdere verloop van het traject overweegt de rechtbank als volgt.
5.8
Na afloop van het hulpverleningstraject maakt de zorgaanbieder een rapportage op over het verloop en het resultaat van het traject. Deze rapportage wordt als bijlage bij het door de gemeente/toegang op te maken rapport gevoegd. Voor het doorlopen van een hulpverleningstraject wordt standaard een termijn van 6 maanden aangehouden. Gelet hierop verzoekt de rechtbank het loket om de volledige UHA-rapportage uiterlijk
op dinsdag 7 mei 2024, of zoveel eerder als mogelijk is, bij de rechtbank in te brengen.
5.9
Als de hulp heeft geleid tot een positief resultaat, stelt de rechtbank partijen (en hun advocaten) in de gelegenheid zich binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage uit te laten of een mondelinge behandeling in de bodemprocedure nog nodig is. De advocaten maken in hun reactie kenbaar wat het resultaat van de hulpverlening betekent voor de verzoeken met betrekking tot de kinderen.
5.1
Als de hulp niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de rechtbank het loket de volledige UHA-rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad. De Raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of interventie zal worden verricht. De Raad informeert de rechtbank binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage of er aanleiding is een onderzoek of interventie te starten.
5.11
Wanneer de Raad geen aanleiding ziet voor een onderzoek of interventie, maar op grond van de UHA-rapportage direct een advies kan geven, stelt de rechtbank partijen (en hun advocaten) in de gelegenheid zich over dit advies, alsmede over het verdere procesverloop uit te laten.
5.12
Wanneer de Raad een onderzoek wel noodzakelijk vindt, dan verzoekt de voorzieningenrechter de Raad dit onderzoek te verrichten en daarover bij de rechtbank een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vragen:
- Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door partijen komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarigen?
- Hoe moet die regeling eruit gaan zien (aard, duur en frequentie)?
- Zijn er contra-indicaties voor omgang en zo ja, welke?
- In hoeverre zijn deze contra-indicaties op te heffen; hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn?
- Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om te vermelden?
5.13
Deze beschikking is een verzoek aan de Raad om dit onderzoek te verrichten, indien het traject niet is gestart of niet positief wordt afgesloten én de Raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
5.14
Na een onderzoek of interventie van de Raad stelt de rechtbank partijen (en hun advocaten) in de gelegenheid om binnen een termijn van 14 dagen op de rapportage van de Raad te reageren en zich uit te laten over het verdere procesverloop.
5.15
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling geïnformeerd over de privacy aspecten van de doorverwijzing (bijlage 2). Zij hebben met het delen van de privacy gegevens en de voorwaarden waaronder de verwijzing plaatsvindt ingestemd.
5.16
Omdat partijen en de minderjarigen in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan het hulpverleningstraject beslist de rechtbank nu niet definitief op het verzoek van partijen tot het vaststellen van een zorgregeling, maar houdt zij de beslissing daarover voor de duur van zes maanden aan. Op verzoek van het loket en/of de gemeente/toegang kan de rechtbank deze termijn verlengen. Dit verzoek moet gemotiveerd worden gedaan. Als de verlenging wordt toegestaan dan geeft de rechtbank een nieuwe pro forma datum door.
Voorlopige zorgregeling
5.17
Tijdens de mondelinge behandeling is met partijen en de Raad gesproken over een videobelregeling en over het contact tussen de vrouw en de minderjarigen tijdens de komende kerstvakantie.
Tussen partijen is afgesproken dat de vrouw
voorlopig,in afwachting van de resultaten van het hulpverleningstraject, gerechtigd is tot twee videobelcontactmomenten met de minderjarigen per week, waarvan:
- één videobelcontactmoment iedere vrijdag om 18.30 uur plaatsvindt, en
- het andere (tweede) videobelcontactmoment plaatsvindt op een andere dag en tijdstip in de week, afgestemd op de mogelijkheden en activiteiten van de minderjarigen.
Het is daarbij aan de man om de videobelcontactmomenten tussen de vrouw en de minderjarigen te faciliteren en hierin, voor zover nodig, de regie te nemen. De man zal [minderjarige 3] daarbij zoveel als mogelijk stimuleren tot contact met de vrouw.
Met betrekking tot de kerstvakantie zijn partijen overeengekomen dat de vrouw en de minderjarigen gerechtigd zijn tot fysiek contact met elkaar op het moment dat de vrouw in Nederland verblijft waarbij ten aanzien van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 4] in ieder geval uitvoering zal worden gegeven aan een weekendregeling. Daarbij is afgesproken dat de vrouw haar verblijfsperiode in Nederland tijdig, te weten uiterlijk zes weken voorafgaand, aan de man door zal geven. De rechtbank overweegt hierbij nog dat het partijen vrij staat om van deze regeling af te wijken en ruimere contactomenten tussen de vrouw en de minderjarigen af te spreken voor zover daaraan behoefte zou bestaan bij de minderjarigen. Beide partijen dienen hiermee echter in te stemmen.

6.De beslissing

De rechtbank:
In de zaak C/02/409422 / FA RK 23-2208 (voorlopige voorzieningenprocedure)
6.1
wijst af het verzoek van de man tot voorlopige toevertrouwing van de minderjarigen aan hem.
in de zaak C/02/409417 / FA RK 23-2205 (bodemprocedure)
6.2
bepaalt dat partijen voortaan gezamenlijk het gezag uitoefenen over de [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 2] 2011;
6.3
bepaalt dat de minderjarigen:
-[minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2009;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 2] 2011;
- [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats 2] ( [land 2] ) op [geboortedag 3] 2013;
- [minderjarige 4] , geboren te [geboorteplaats 2] ( [land 2] ) op [geboortedag 4] 2015,
hun hoofdverblijf hebben bij de man;
6.4
bepaalt dat de vrouw en voornoemde minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopig, totdat nader wordt beslist, recht hebben op contact met elkaar tweemaal per week via videobellen en tijdens de komende kerstvakantie, zulks met verwijzing naar het hierboven onder rechtsoverweging 5.17 bepaalde;
6.5
bepaalt dat de man de vrouw éénmaal per twee maanden per e-mail (op het voor hem bekende e-mailadres van de vrouw) informeert over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot de minderjarigen, waarbij informatie wordt verstrekt over hun schoolprestaties, gezondheid, doktersbezoeken, medische behandelingen / problemen, medicijngebruik, hobby’s en activiteiten, onder overlegging van kopieën van schoolrapporten voor zover in de tussenliggende weken ontvangen, alsmede een goed gelijkende recente (kleuren)foto van de minderjarigen;
6.6
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.7
verwijst partijen en de minderjarigen voor een hulpverleningstraject ten behoeve van de hierboven genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-Oost. Het loket zal partijen en de minderjarigen vervolgens via de toegang van de woonplaatsgemeente van de minderjarigen verwijzen naar de zorgaanbieder;
verzoekt het loket om uiterlijk op
dinsdag 7 mei 2024, of zoveel eerder als mogelijk is, de UHA-rapportage over het verloop en de resultaten van het hulpverleningstraject bij de griffie van de rechtbank in te dienen;
verzoekt het loket, wanneer het traject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, de UHA-rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad;
verzoekt de Raad binnen veertien dagen na binnenkomst van de UHA-rapportage de rechtbank te informeren of hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten;
verzoekt de Raad, regio Zeeland, West- en Midden-Brabant, locatie Breda wanneer het hulpverleningstraject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, dan wel als de Raad daartoe zelf aanleiding ziet, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in rechtsoverweging 5.11 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren;
verzoekt de Raad zijn rapport en advies binnen vier maanden nadat de Raad de rechtbank heeft laten weten dat een onderzoek of interventie zal worden verricht bij de rechtbank in te dienen;
6.8
houdt aan de beslissing op het verzoek van partijen tot het vaststellen van een (definitieve) zorgregeling tussen de vrouw en de minderjarigen.
Deze beschikking is gegeven door mr. Benjaddi, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2023, in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.