ECLI:NL:RBZWB:2023:9577

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
C/02/412887 / JE RK 23-1456
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De ouders van de minderjarigen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarigen wonen bij de moeder. De ondertoezichtstelling van de kinderen was eerder ingesteld bij beschikking van 12 januari 2021 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De GI heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor een periode van zes maanden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vertegenwoordiger van de GI het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] ingetrokken, omdat [minderjarige 1] geen contact met de vader wenst en het goed met haar gaat. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er voldoende grond is om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] te verlengen, gezien de positieve ontwikkelingen in het contact tussen [minderjarige 2] en de vader. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] verlengd tot 12 april 2024, met de hoop dat deze na deze periode kan worden afgesloten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer: C/02/412887 / JE RK 23-1456
Datum uitspraak: 9 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Tilburg,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.M.G. Cox te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 6 augustus 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 7 augustus 2023;
  • het door de moeder ingezonden antwoordformulier, binnengekomen bij de rechtbank op 15 september 2023;
  • de brief van [minderjarige 1] van 10 september 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 18 september 2023;
  • de brief van mr. Cox van 5 oktober 2023;
  • het e-mailbericht van de vader van 6 oktober 2023;
  • het door de vader ingezonden antwoordformulier, binnengekomen bij de rechtbank op 6 oktober 2023.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI.
[minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over het verzoek van de GI te praten tijdens een kindgesprek. [minderjarige 1] heeft hiervan gebruik gemaakt. Ook heeft [minderjarige 1] de kinderrechter een brief geschreven waarin zij haar mening over het verzoek van de GI kenbaar heeft gemaakt.

2.De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 12 januari 2021 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van de GI gesteld. Deze maatregel is nadien steeds verlengd, laatstelijk tot 12 oktober 2023.

3.Het verzoek

Bij verzoekschrift van 6 augustus 2023 heeft de GI verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vertegenwoordiger van de GI het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] ingetrokken.

4.De standpunten

De vertegenwoordiger van de GI, tevens de betrokken jeugdzorgwerker, heeft tijdens de mondelinge behandeling, onder verwijzing naar het verzoekschrift van 6 augustus 2023, naar voren gebracht dat er positieve stappen zijn gezet in het contact tussen [minderjarige 2] en de vader. Aanvankelijk is gestart met begeleid contact, dat stapsgewijs is uitgebreid en is omgezet naar onbegeleid contact. Gezien wordt dat het gedrag van [minderjarige 2] voor, tijdens en na het contact met de vader positief is veranderd. De bedoeling is om toe te werken naar een definitieve contactregeling. De ouders kunnen instemmen met een regeling op grond waarvan [minderjarige 2] in de even weken van vrijdagmiddag tot maandag bij de vader verblijft en in de oneven weken van woensdagmiddag tot donderdag en de vakanties bij helfte worden verdeeld. Deze regeling moet nog worden vastgelegd. De ouders zijn daarnaast nog niet in staat om het onderlinge contact zelfstandig vorm te geven. Wel vinden er inmiddels gesprekken tussen de ouders via Teams plaats en zijn zij in staat om met elkaar te mailen. Het is voor de ouders, en dan met name de moeder, op dit moment nog een stap te ver om face-to-face het contact met de vader aan te gaan. Ook vinden de ouders het nog lastig om conflicten samen op te lossen. Betrokkenheid van de jeugdzorgwerker is in dat geval nog nodig om het conflict niet groter te laten worden dan het daadwerkelijk is. De omstandigheid dat enkel [minderjarige 2] contact heeft met de vader, en zijn twee oudere broers en zus [minderjarige 1] niet, brengt [minderjarige 2] met momenten in een loyaliteitsconflict. Hij heeft soms het gevoel dat hij moet kiezen tussen zijn moeder en oudere broers en zus en zijn vader. De GI heeft hiervoor aandacht, waarbij het belangrijk is dat de moeder [minderjarige 2] positief blijft stimuleren in het contact met de vader en hem zo min mogelijk belast met haar eigen emoties richting de vader. Dit vraagt veel van de moeder, waarbij de moeder soms het gevoel heeft dat haar zorgen door de GI kleiner worden gemaakt dan ze zijn. De GI benadrukt dat de zorgen van de moeder serieus worden genomen en hiervoor is aandacht. Belangrijk is echter wel dat het contact tussen [minderjarige 2] en de vader, dat zorgvuldig is opgebouwd en waaraan beiden plezier beleven, structureel blijft plaatsvinden. Een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] wordt nog nodig geacht om een definitieve contactregeling tussen [minderjarige 2] en de vader vast te leggen en om de oudercommunicatie tussen de ouders verder vorm te geven. [minderjarige 1] heeft meerdere malen aangegeven geen contact met de vader te willen en is hierin heel stellig. Gelet hierop, alsook de omstandigheid dat het met [minderjarige 1] verder goed gaat en zij voor haar trauma een hulpverleningstraject heeft gehad, ziet de jeugdzorgwerker vanuit de ondertoezichtstelling geen rol meer voor zichzelf weggelegd ten aanzien van [minderjarige 1] . Dit betekent dat het verlengen van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] geen meerwaarde heeft zodat het eerder ingediende schriftelijke verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] wordt ingetrokken.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling, onder verwijzing naar de brief van
mr. Cox van 5 oktober 2023, aangevoerd dat zij kan instemmen met een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2]. Belangrijk is dat er op regelmatige basis contact is tussen [minderjarige 2] en de vader. Het contact tussen hen beiden gaat veelal ook goed en afspraken worden door de vader nagekomen. Wel maakt de moeder zich zorgen over het feit dat er laatste tijd meer weerstand bij [minderjarige 2] lijkt te ontstaan tegen het contact met de vader. De vader praat soms negatief over [minderjarige 2] en geeft hem van veel zaken de schuld. Dit belast [minderjarige 2], terwijl de moeder graag zou willen hebben dat [minderjarige 2] blij is. Met de betrokken jeugdzorgwerker is de moeder verder van mening dat een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] niet meer nodig is. Het gaat goed met [minderjarige 1] en zij heeft al geruime tijd geleden aangegeven geen contact met de vader te wensen. De vader lijkt dit ook te respecteren. Van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1] is dan ook niet langer sprake zodat aan het wettelijk criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor een ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] niet langer wordt voldaan.
De vader heeft in zijn e-mailbericht van 6 oktober 2023 naar voren gebracht dat hij vanwege werkzaamheden niet in staat is om op de mondelinge behandeling aanwezig te zijn. De vader acht het noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling van zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] wordt verlengd. Na het verblijf van de moeder en de minderjarigen in Canada van 2016 tot september 2017 wilden de minderjarigen geen contact meer met hem. Het contact tussen hem en [minderjarige 2] is inmiddels weer hersteld. Belangrijk is dat dit contact blijft. [minderjarige 1] heeft in eerste instantie aangegeven ook het contact met hem te willen herstellen, maar zij is hierop later teruggekomen. [minderjarige 1] bevindt zich in een loyaliteitsconflict en krijgt niet de emotionele toestemming om contact met hem te hebben. Dit maakt (ook) een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] noodzakelijk. Voorkomen moet worden dat [minderjarige 1] uit het zicht verdwijnt. Daarnaast gaat het volgens de vader niet goed met [minderjarige 1] . [minderjarige 1] heeft last van psychische klachten die zich uiten in lichamelijke klachten. De moeder informeert de vader maandelijks over [minderjarige 1] , maar geeft hem niet de juiste informatie.
[minderjarige 1] heeft zowel in haar brief als tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij niet langer onder toezicht van de GI wil staan. Ze wil geen contact met haar vader en het gaat goed met haar, ook op school. [minderjarige 1] heeft geen zorgen en staat niet open voor eventuele gesprekken met de jeugdzorgwerker of een andere hulpverlener.

5.De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, van het BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
Allereerst stelt de kinderrechter vast dat de jeugdzorgwerker tijdens de mondelinge behandeling het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] heeft ingetrokken. Dit betekent dat dit verzoek niet meer kan worden onderzocht. De kinderrechter zal het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] dan ook afwijzen.
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht ziet de kinderrechter voldoende grond om het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] toe te wijzen. Gebleken is dat hiervoor bij beide ouders draagvlak bestaat en dat de ouders met dit verzoek instemmen.
Er zijn grote stappen gezet in het contact tussen [minderjarige 2] en de vader. Er is inmiddels sprake van een structureel en onbegeleid contact tussen hen en dit contact verloopt goed. Belangrijk is dat de huidige afspraken tussen de ouders over het contact tussen de vader en [minderjarige 2] worden vastgelegd in een contactregeling zodat voor iedereen duidelijk is hoe het contact tussen de vader en [minderjarige 2] er uitziet.
Van belang is ook dat in de komende periode de ouders handvatten krijgen om de onderlinge communicatie op termijn zelfstandig, zonder betrokkenheid van de jeugdzorgwerker, vorm te geven. Voor de ouders moet inzichtelijk worden wat zij zelf kunnen bijdragen aan een goede onderlinge communicatie zodat [minderjarige 2] een onbelast contact met zijn beide ouders kan hebben. De wijze waarop de ouders op elkaar reageren heeft invloed op hoe [minderjarige 2] in het contact met zijn beide ouders staat en de wijze waarop hij naar zijn ouders reageert. Het is de verantwoordelijkheid van beide ouders om hierin de juiste keuzes te maken, waarbij de focus dient te liggen op wat goed gaat in plaats van niet goed. Daarbij dient uiteraard aandacht te (blijven) bestaan voor zaken die minder goed gaan, maar deze zaken moeten niet groter worden gemaakt dan ze daadwerkelijk zijn. Het is hierin geven en nemen van beide ouders waarbij zij hun eigen belang, hoe lastig soms ook, ondergeschikt dienen te maken aan het belang van [minderjarige 2].
Gelet op het voorgaande zal het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] voor de duur van zes maanden worden toegewezen. Daarbij spreekt de kinderrechter de hoop uit dat na deze zes maanden de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] kan worden afgesloten. Het is aan de ouders om zich hiervoor hard te maken.
Tot slot overweegt de kinderrechter dat zij, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen de beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] met ingang van 12 oktober 2023 tot 12 april 2024;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] voor de duur van zes maanden.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2023 door mr. Benjaddi, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Snatersen als griffier, en op schrift gesteld op 26 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.