ECLI:NL:RBZWB:2023:9578

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
C/02/413540 / JE RK 23-1569
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over de ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

Op 9 oktober 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking uitgesproken in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2009. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de opvoedingssituatie en de emotionele ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er op dit moment geen vaste jeugdzorgwerker beschikbaar is, maar dat er wel een positieve ontwikkeling gaande is, aangezien de minderjarige weer naar school gaat en beter in zijn vel lijkt te zitten. Desondanks is er behoefte aan professionele begeleiding om de situatie te stabiliseren en te verbeteren.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben zowel de vader als de moeder ingestemd met het verzoek tot ondertoezichtstelling. De vader heeft aangegeven dat de minderjarige het goed doet op school en dat hij graag contactherstel met de moeder wil, terwijl de moeder haar verdriet over het gebrek aan contact met de minderjarige heeft geuit. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders openstaan voor hulpverlening, maar dat er nog veel werk aan de winkel is om de zorgen weg te nemen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden uitgesproken, met de hoop dat er snel een vaste jeugdzorgwerker beschikbaar komt om de situatie te begeleiden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer: C/02/413540 / JE RK 23-1569
Datum uitspraak: 9 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Breda,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. de Maaré te Breda,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.F.A. Cadot te Roosendaal.
De kinderrechter merkt als informante aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling,
gevestigd te Etten-Leur.

1.Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 5 september 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 5 september 2023;
- het door [minderjarige] ingezonden reactieformulier, binnengekomen bij de rechtbank op
6 oktober 2023.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over het verzoek van de Raad te praten tijdens een kindgesprek. [minderjarige] heeft hiervan afgezien. Wel heeft [minderjarige] een reactieformulier ingediend waarin hij zijn mening kenbaar heeft gemaakt.

2.De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont bij de vader.
Op 28 februari 2023 heeft de rechtbank een verzoekschrift van de vader ontvangen waarin de vader heeft verzocht het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen. Deze procedure is geregistreerd onder zaaknummer C/02/407044 / FARK 23-1047. Bij beschikking van 5 juni 2023 heeft de rechtbank de beslissing op het verzoek van de vader aangehouden tot
7 november 2023 pro forma in afwachting van het adviesrapport van de Raad.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad stelt dat aan de voorwaarden van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is voldaan en verwijst voor een nadere onderbouwing van zijn verzoek naar het onderzoeksrapport van 5 september 2023. [minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Er bestaan zorgen over het feit dat [minderjarige] ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt waarvan hij op dit moment nog last lijkt te hebben. Daarnaast ervaart [minderjarige] problemen met het reguleren van zijn emoties waardoor hij zowel in de opvoedingssituaties van zijn ouders als op school vast loopt en in conflict komt. [minderjarige] is vorig schooljaar sinds de carnavalsvakantie niet meer naar school gegaan. Ook is er, voor de tweede keer sinds december 2022, al langere periode geen contact tussen de moeder en [minderjarige] . Ondanks de inzet van vrijwillige hulpverlening (CJG en MST), waaraan beide ouders hebben meegewerkt, lukt het de ouders niet om de zorgen blijvend weg te nemen en te komen tot een duurzame verandering van de situatie. Beide ouders (en de vrijwillige hulpverlening) geven aan behoefte te hebben aan een professional die regie komt voeren om lijnen uit te zetten waaraan beide ouders zich moeten houden. Ook [minderjarige] heeft dit nodig om te voorkomen dat hij steeds meer zijn eigen plan gaat trekken en de problemen alsmaar groter worden. De verwachting is dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een voor hem aanvaardbare termijn weer zelf kunnen dragen. Gezien de complexiteit van de problematiek en het feit dat de zorgen al langere tijd spelen is een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden nodig. Het kost tijd om de benodigde hulpverlening op te starten en om meer zicht te krijgen op de mogelijkheden en belemmeringen van beide ouders ter bepaling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] .

4.De standpunten

[minderjarige] heeft op het door hem ingezonden reactieformulier aangegeven het prettig te vinden bij zijn vader. Hij wil bij zijn vader blijven wonen en wil geen contact meer met zijn moeder.
Door en namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat op dit moment sprake is van een positieve ontwikkeling. [minderjarige] is na de zomervakantie weer volledig naar school gegaan. Hij is gestart op [speciaal onderwijs] en hij heeft het op deze school goed naar zijn zin. Ook laat [minderjarige] minder boosheid zien en lukt het hem beter om zich aan de regels te houden. MST heeft [minderjarige] hierbij veel geholpen. Desondanks kan de vader instemmen met een ondertoezichtstelling van [minderjarige] . [minderjarige] heeft veel meegemaakt en belangrijk is dat hij hulp krijgt om een en ander te verwerken. Ook vindt de vader het belangrijk dat het contact tussen [minderjarige] en de moeder wordt hersteld. [minderjarige] heeft ook zijn moeder nodig, maar het lukt de vader niet om [minderjarige] te bewegen tot contact met de moeder.
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat ook de moeder kan instemmen met het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Het is fijn dat [minderjarige] beter in zijn vel lijkt te zitten en na de zomervakantie weer gestart is met school, maar dat neemt niet weg dat de zorgen over [minderjarige] en zijn gedrag nog steeds aanwezig zijn. Belangrijk is dat de situatie blijvend positief gaat veranderen, waarbij onder regie van een professional in kaart wordt gebracht wat de voorliggende problematiek is en wat ervoor nodig is om de ontwikkeling van [minderjarige] zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Ook acht de moeder het van belang dat er ingezet gaat worden op contactherstel tussen haar en [minderjarige] . Het doet de moeder zeer veel verdriet dat zij geen contact heeft met [minderjarige] . Zij wil [minderjarige] graag weer zien.
De vertegenwoordigsters van de GI hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de GI achter het verzoek van de Raad staat en bereid is om de verzochte ondertoezichtstelling van [minderjarige] uit te voeren. Van belang is dat de huidige positieve ontwikkeling behouden blijft en dat gewerkt gaat worden aan contactherstel tussen de moeder en [minderjarige] . Op dit moment is er nog geen vaste jeugdzorgwerker beschikbaar, waardoor de zaak eerst door het provinciaal instroomteam zal worden opgepakt. Onbekend is op welke termijn een vaste jeugdzorgwerker aangesteld zal zijn bij een toewijzing van de ondertoezichtstelling.

5.De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
De kinderrechter is op basis van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is aangevoerd gebleken dat op dit moment sprake is van een positieve ontwikkeling: [minderjarige] gaat sinds dit schooljaar weer naar school, heeft een vast dagritme en kan zich beter houden aan de regels en afspraken bij zijn vader thuis en op school. Dit stemt de kinderrechter positief, maar zij stelt tegelijkertijd vast dat deze positieve ontwikkeling nog maar pril is. Bovendien speelt bij [minderjarige] nog de nodige problematiek die hem ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Zo lijkt bij [minderjarige] sprake te zijn van kindeigen problematiek. De eerder gestelde diagnoses zijn echter sterk verouderd en op zeer jonge leeftijd van [minderjarige] gesteld. Van belang is dat er opnieuw een psychodiagnostisch onderzoek wordt ingezet voor [minderjarige] om zicht te krijgen op eventuele kindeigen problematiek bij [minderjarige] en wat [minderjarige] op dit moment van zijn ouders, school en verdere omgeving nodig heeft om zich zo goed mogelijk te kunnen ontwikkelen. Daarnaast hebben [minderjarige] en de moeder al langere tijd geen contact met elkaar. Hoewel de moeder [minderjarige] zeer mist en aangeeft graag weer contact te hebben met [minderjarige] , staat [minderjarige] niet open voor contact met de moeder en is zijn weerstand naar haar groot. Ook heeft [minderjarige] in zijn leven heel veel meegemaakt zoals onder andere de relatiebreuk van zijn ouders, de conflicten tussen zijn ouders en het ziekbed van zijn vader, maar is er tot op heden geen hulpverlening voor [minderjarige] opgestart voor het verwerken van deze ingrijpende levensgebeurtenissen. Verder verloopt de communicatie tussen de ouders wisselend.
Beide ouders staan open voor hulpverlening om tot een verbetering van de situatie te komen en hebben aan de reeds ingezette hulpverlening hun medewerking tot op heden ook verleend. Het lukt de ouders echter niet om de zorgen in samenwerking met de hulpverlening weg te nemen. Van belang is dat er een onafhankelijke professional, zijnde een jeugdzorgwerker, komt die de belangen van [minderjarige] gaat waarborgen en regie gaat voeren. Nader zal moeten worden bepaald wat de beide ouders, [minderjarige] en zijn verdere omgeving nodig hebben en welke hulpverlening moet worden ingezet om de zorgen over [minderjarige] en zijn opvoedsituatie weg te nemen.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijk criterium genoemd in artikel 1:255 van het BW. Gezien de ernst van de problematiek zal de kinderrechter, conform het verzoek van de Raad, [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. In haar oordeel neemt de kinderrechter mee dat alle betrokken partijen instemmen met het verzoek van de Raad.
Tijdens de ondertoezichtstelling zal in ieder geval aan de volgende doelen gewerkt moeten worden:
- [minderjarige] verwerkt ingrijpende gebeurtenissen uit het verleden;
- [minderjarige] en de ouders hebben zicht op de eventuele aanwezigheid van kindeigen problematiek bij [minderjarige] en weten hoe zij hier het beste mee om kunnen gaan;
- [minderjarige] volgt structureel en passend onderwijs;
- [minderjarige] heeft een structureel en onbelast contact met zijn beide ouders;
- de ouders maken afspraken met elkaar in het belang van [minderjarige] en zijn in staat met elkaar te communiceren zonder dat [minderjarige] daarvan last ervaart.
De kinderrechter spreekt de hoop uit dat snel een vaste jeugdzorgwerker in deze zaak beschikbaar wordt gesteld zodat op korte termijn uitvoering kan worden gegeven aan de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Daarbij wijst de kinderrechter de GI uitdrukkelijk op het bepaalde in artikel 4.2.2 van het Besluit Jeugdwet.
In het eerste lid van dat artikel staat dat de GI binnen vijf werkdagen, nadat zij is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling en zij hiervan in kennis is gesteld, een jeugdzorgwerker aanwijst, waarbij het eerste contact plaatsvindt tussen de jeugdzorgwerker en de minderjarige en de met het gezag belaste ouder(s).
Tot slot overweegt de kinderrechter dat zij, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen de beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] onder toezicht van de GI met ingang van 9 oktober 2023 tot 9 oktober 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2023 door mr. Benjaddi, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Snatersen als griffier, en op schrift gesteld op 24 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.