ECLI:NL:RBZWB:2023:9601

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
C/02/415056 / FA RK 23-4897
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging voorlopige voogdij na overlijden moeder met betrekking tot drie minderjarigen

Op 27 oktober 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige voogdij over drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. Deze zaak volgde op het overlijden van hun moeder op [datum 2] 2023. De kinderrechter heeft de voorlopige voogdij aan de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland toegewezen, na een eerdere spoedbeslissing op 19 oktober 2023. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de voorlopige voogdij, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden, en heeft de noodzaak van deze maatregel benadrukt in het belang van de kinderen.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn de minderjarigen en hun vader gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven tot een ander oordeel dan de eerdere beslissing. De kinderrechter heeft de noodzaak van de voorlopige voogdij bevestigd, gezien de situatie van de kinderen en het gezagsvacuüm dat zou ontstaan zonder deze maatregel. De kinderrechter heeft de voorlopige voogdij voor [minderjarige 3] verlengd tot zijn meerderjarigheid, en voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 19 januari 2024, met de mogelijkheid van verlenging indien er voor die datum een verzoek tot een voorziening in het gezag wordt ingediend.

De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de GI belangrijke beslissingen kan nemen in het belang van de kinderen zonder te hoeven wachten op een eventueel hoger beroep. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de griffier is verzocht om de beslissing in het centraal gezagsregister te aantekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/415056 / FA RK 23-4897
Datum uitspraak: 27 oktober 2023
Nadere beschikking over de voorlopige voogdij
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Middelburg,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2005 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
De gecertificeerde instelling STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen de GI.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader], hierna te noemen de vader van [minderjarige 1] , wonende te [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 19 oktober 2023, met de daarin genoemde stukken.
1.2
Op 27 oktober 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling en met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- een vertegenwoordigster van de GI;
- de vader van [minderjarige 1] .
1.3
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling zijn de minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] gehoord.

2.De feiten

2.1
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn kinderen van [de moeder] , hierna te noemen: de moeder. De moeder was alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] belast.
2.2
[minderjarige 3] woont sinds juli 2023 bij een vriendin en haar ouders in [plaats 1]. Hij verblijft op dit moment feitelijk bij zijn oudere zus, [naam 1]. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] verblijven sinds [datum 1] 2023 bij de grootouders van [minderjarige 3] .
2.3
Op [datum 2] 2023 is de moeder overleden.
2.4
Bij beschikking van 19 oktober 2023 heeft de kinderrechter de GI belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van twee weken. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.

3.Het verzoek

3.1
De Raad heeft de voorlopige voogdij over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verzocht, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. Verzocht is de maatregel uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en de vervaltermijn op drie maanden te bepalen.
Ter beoordeling ligt nog voor of er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die aanleiding geven voor herroeping van de afgegeven spoedbeslissing van 19 oktober 2023 met ingang van heden, alsmede het resterende deel van het verzoek, te weten de voorlopige voogdij over de periode van 2 november 2023 tot 19 januari 2024.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek. Het is nodig dat belangrijke zaken geregeld kunnen worden. Om te bezien wie de definitieve voogdij op zich dient te nemen is vervolgonderzoek nodig en dat onderzoek zal de Raad de komende tijd gaan verrichten. De wens van de moeder om haar oudste zoon en haar partner met de voogdij te belasten na haar overlijden is bekend, maar bezien moet worden of dat ook in het belang van de kinderen is. Veilig Thuis is eerder betrokken geweest en het is belangrijk om ook zicht te krijgen op de aanleiding daartoe en of die zorgen nog steeds bestaan.
4.2.
[minderjarige 3] heeft verklaard dat het naar omstandigheden redelijk met hem gaat. Omdat het thuis met zijn moeder en de vader van [minderjarige 1] niet zo goed liep woonde hij al een tijdje bij een vriendin. Hij had weliswaar niet zo veel contact met zijn moeder, maar haar overlijden kwam geheel onverwachts en is erg ingrijpend. Hij heeft mindere momenten, maar hij heeft gelukkig mensen waar hij dan mee kan praten. Zo heeft hij een goede band met zijn broer [naam 2] en diens vriendin [naam 3]. Het is de bedoeling dat [minderjarige 3] bij zijn grootouders kan intrekken als hun nieuwe huis klaar is, maar het uiteindelijke idee is dat hij zo snel mogelijk een plekje voor zichzelf kan krijgen. [minderjarige 3] vindt het voor nu prima dat de GI met de voogdij wordt belast, maar hij denkt dat de meest wenselijke situatie is dat zijn grootouders in combinatie met zijn broer [naam 2] voor zijn zusjes zullen gaan zorgen. Hij heeft namelijk wel zorgen over de vader van [minderjarige 1] in verband met drugsgebruik en hij denkt niet dat het een goed idee is als hij voor zijn zusjes gaat zorgen.
4.3.
[minderjarige 2] heeft uitgelegd dat zij nu met haar zusje bij de grootouders van [minderjarige 3] woont. Nu is het nog erg krap en heeft zij niet echt een eigen plek om zich terug te trekken, maar het nieuwe huis wordt verbouwd en dan wonen ze met twee geschakelde huizen van de grootouders en haar broer [naam 2]. Zo heeft iedereen zijn eigen plek. Daar kijkt zij naar uit. Die huizen staan namelijk in [plaats 2] en dat is dichtbij de school en vrienden van [minderjarige 2] . [minderjarige 2] vindt het prima dat de GI betrokken blijft, maar als definitieve oplossing zou zij het graag anders zien. Zij heeft in het verleden vaak een verzorgende taak op zich genomen en had veel zorgen over financiën en of er voldoende eten was. Om die reden heeft zij zorgen of de vader van [minderjarige 1] voor hen zou kunnen zorgen, aangezien hij in een klein appartement woont en zijn financiële situatie niet stabiel is. Ook maakt zij zich zorgen omdat hij drinkt en rookt en zij niet wil dat zij in zo’n situatie moeten leven. Het heeft daarom haar voorkeur dat de grootouders van [minderjarige 3] in combinatie met haar broer [naam 2] en zijn vriendin voor hen zorgen.
4.4.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat er nog geen contact heeft plaatsgevonden met de kinderen. Gelet op de situatie wil de GI de kinderen de tijd gunnen en niet te veel druk uitoefenen. De GI is wel op bezoek geweest bij de grootouders van [minderjarige 3] en merkt dat de kinderen daar vertrouwd zijn en steun vinden. Er moet wel veel geregeld worden, zoals identiteitskaarten, pinpassen, de aanvraag van pleegzorg, het onderzoeken van de mogelijkheden tot een begeleid wonen traject voor [minderjarige 3] en de GI wil traumabehandeling voor de kinderen inzetten. Er heerst nog veel onduidelijkheid over de toekomst en de komende tijd is onderzoek nodig.
4.5.
De vader van [minderjarige 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling verteld dat hij bezig was met erkenning en voogdij dus dat hij de huidige situatie niet goed begrijpt, maar misschien is er een fout gemaakt. Dat hij niet bereikbaar was voor de Raad komt omdat zijn telefoon kapot was, hij heeft tijdens de mondelinge behandeling direct zijn nieuwe nummer gegeven. Hij heeft tien jaar samengewoond met de moeder en ook de zorg over de kinderen gedragen, maar sinds maart 2023 heeft hij een eigen appartement in [woonplaats] zodat de moeder hulp kon krijgen vanuit de gemeente. De vader van [minderjarige 1] vindt het goed dat de GI voor nu dingen regelt, maar het gaat hem meer om [minderjarige 1] . Dat is zijn officiële kind en hij wil haar weer zien.

5.De beoordeling

5.1.
Bij beschikking van 19 oktober 2023 is de GI belast met de voorlopige voogdij over de [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van twee weken, te weten tot 2 november 2023. De kinderrechter dient nu te beoordelen of er na het horen van de betrokkenen sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die leiden tot een ander oordeel. Daarnaast moet zij het resterende deel van het verzoek beoordelen.
5.2.
Op grond van de inhoud van de stukken en mondelinge behandeling oordeelt de kinderrechter dat de voorlopige voogdij nog steeds dringend en noodzakelijk in het belang van de kinderen is. De moeder, die het eenhoofdig gezag had, is op [datum 1] 2023 per traumahelikopter overgebracht naar het Erasmus ziekenhuis en heeft daar in coma gelegen. Gebleken is dat zij op [datum 2] 2023 is komen te overlijden. Op dit moment is het nog steeds noodzakelijk dat er beslissingen in het belang van de kinderen genomen kunnen worden; die situatie is niet veranderd. Op grond van het voorgaande concludeert de kinderrechter dat er geen nieuwe feiten en/of omstandigheden naar voren zijn gekomen die aanleiding geven tot een ander inhoudelijk oordeel ten aanzien van de spoedbeslissing van 19 oktober 2023.
5.3.
De kinderrechter dient vervolgens het resterende deel van het verzoek te beoordelen, namelijk de voorlopige voogdij voor de resterende periode van 2 november 2023 tot 19 januari 2024. De eerder benoemde noodzaak tot voorlopige voogdij is er nog steeds. Zonder de voogdij bij iemand te beleggen zal er sprake zijn van een gezagsvacuüm, hetgeen niet in het belang van de kinderen is. De kinderrechter constateert dat de moeder heeft laten aantekenen in het gezagsregister dat zij wenst dat haar oudste zoon, [naam 2], en de vader van [minderjarige 1] , [de vader], als voogden zullen worden aangewezen. De kinderrechter vindt het echter noodzakelijk dat de GI voor nu blijft belast met de voorlopige voogdij, zodat noodzakelijke (gezags)beslissingen genomen kunnen worden en praktische zaken geregeld kunnen worden. In dat kader kan gedacht worden aan het regelen van een passende woonplek voor de kinderen, het verrichten van handelingen ten aanzien van de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder en bijvoorbeeld het aanvragen van identiteitskaarten en pinpassen. De kinderrechter ziet de GI op dit moment als meest geschikte voogd voor de kinderen. Er is de afgelopen weken erg veel gebeurd in de levens van de kinderen en de betrokkenen en er zijn veel zaken die geregeld moeten worden voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Bovendien is nog niet duidelijk of de oudste zoon van de moeder en de vader van [minderjarige 1] bereid zijn en voldoende in staat zijn om de voogdij over alle drie de kinderen op zich te nemen. De komende tijd zal de Raad onderzoek doen naar de invulling van het gezag ten aanzien van de minderjarigen op de langere termijn, waarbij de voorkeur van de moeder in het bijzonder aandacht verdient tijdens het onderzoek. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben reeds verklaard in te stemmen met nader onderzoek en ook de vader van [minderjarige 1] stemt hiermee in. Het voorgaande betekent dat het resterende deel van het verzoek van de Raad zal worden toegewezen, met dien verstande dat de voorlopige voogdij voor [minderjarige 3] slechts zal duren tot [geboortedag 3] 2023. Per die datum zal hij immers meerderjarig worden en is een kinderbeschermende maatregel niet langer mogelijk. De kinderrechter hoopt dat de GI binnen de korte tijd die resteert zich zal inspannen om ook de huisvesting en belangrijke zaken voor [minderjarige 3] op een voor hem passende wijze te regelen.
5.4.
De voorlopige voogdij voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal in beginsel duren tot 19 januari 2024, met dien verstande dat deze maatregel zal doorlopen indien vóór 19 januari 2024 een verzoek tot een voorziening in het gezag wordt ingediend.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is dat de maatregel doorloopt zodat de GI belangrijke beslissingen kan nemen en zaken kan regelen in het belang van hen, zonder een eventueel hoger beroep af te moeten wachten.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de voorlopige voogdij over [minderjarige 3] met ingang van 2 november 2023 tot [geboortedag 3] 2023, waarbij Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met de voorlopige voogdij belast blijft, onder afwijzing van het meer of anders verzochte;
6.2.
verlengt de voorlopige voogdij over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] met ingang van 2 november 2023 tot 19 januari 2024, waarbij Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met de voorlopige voogdij belast blijft, welke maatregel ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] van rechtswege eindigt op 19 januari 2024, tenzij voor het einde van die termijn aan de rechtbank een voorziening in het gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] is verzocht. De voorlopige voogdij loopt dan door totdat op dit verzoek is beslist;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2023 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Van Ginneke als griffier, en op schrift gesteld op 15 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.