In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2023 een beschikking gegeven in een spoedprocedure betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin voor de duur van vier weken, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige]. De kinderrechter heeft eerder, op 29 september 2023, een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken en een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing bij de moeder tot 14 oktober 2024. Echter, door het niet naleven van veiligheidsafspraken door de moeder, is de situatie voor [minderjarige] onhoudbaar geworden.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het dringend noodzakelijk is dat [minderjarige] met spoed uit huis wordt geplaatst, gezien het onmiddellijk en ernstig gevaar voor het kind. De moeder heeft in de afgelopen maanden meerdere keren niet voldaan aan de gemaakte afspraken, wat heeft geleid tot onveilige situaties. De kinderrechter heeft daarom besloten dat [minderjarige] in een veilige en stabiele omgeving moet verblijven, totdat de moeder kan aantonen dat zij in staat is om stabiliteit en duidelijkheid te bieden.
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend met ingang van 21 december 2023 tot 4 januari 2024, en deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De behandeling van het verzoek voor de langere termijn is aangehouden, en de belanghebbenden zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 28 december 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.