ECLI:NL:RBZWB:2023:9605

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
C/02/416485 / JE RK 23-2109
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, heeft op 29 november 2023 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van de kinderen voor een periode van twaalf maanden. De moeder van de kinderen, die het ouderlijk gezag uitoefent, heeft ingestemd met het verzoek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, die al veel hebben meegemaakt, waaronder huiselijk geweld en een onveilige thuissituatie. De moeder heeft aangegeven dat zij ondersteuning nodig heeft om de veiligheid en stabiliteit voor de kinderen te waarborgen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 december 2023 is gebleken dat de kinderen een positieve ontwikkeling doormaken, maar dat er nog steeds monitoring en begeleiding nodig is. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, ondanks de inzet van hulpverlening, de thuissituatie nog niet voldoende veilig is. De vader van de kinderen heeft zich open gesteld voor hulpverlening, maar gezien het verleden is toezicht noodzakelijk. De kinderrechter heeft daarom besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming West Zeeland voor de duur van een jaar, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van een hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/416485 / JE RK 23-2109
Datum uitspraak: 20 december 2023
beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Middelburg,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2021 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S. van de Voorde te Middelburg.
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Middelburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoek van de Raad van 29 november 2023 met bijlagen, binnengekomen bij de griffie op 29 november 2023;
  • de brief van de GI van 8 december 2023, binnengekomen bij de griffie op 8 december 2023;
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 september 2023 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 5 oktober 2023, zonder voorafgaand horen van de belanghebbenden en onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.4.
Bij beschikking van 28 september 2023 is de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd met ingang van 5 oktober 2023 en tot 21 december 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van twaalf maanden en verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat er een ondertoezichtstelling nodig is omdat die steunend kan zijn voor de moeder, aangezien vanuit dit kader regie gevoerd kan worden en overzicht kan worden gehouden. Er is al meer hulpverlening ingezet en het is lastig wie het aanspreekpunt is voor de moeder. Zij wil wel meewerken, maar zij is niet altijd voldoende weerbaar gebleken ten opzichte van vader. Hij is nu even uit beeld, maar het is de vraag of dat zo blijft. Er moet best wat gebeuren, zoals staat opgenomen in de doelen in de rapportage. Het kader van de ondertoezichtstelling is nodig om de moeder voldoende te ondersteunen in het behalen van deze doelen.
4.2.
De moeder stemt in met het verzoek en zij is bereid om aan alles mee te werken. Het gaat naar omstandigheden goed met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , maar met name [minderjarige 2] heeft hulp nodig. De moeder heeft hier al vaker om gevraagd, maar er is nog niets gestart. Er is geen contact met de vader, de laatste keer was voor de voorlopige ondertoezichtstelling. De moeder weet niet waar hij is. Ook met de andere ex-partner heeft de moeder geen contact meer. Namens de moeder wordt benadrukt dat de gang van zaken zoals tot op heden niet goed is geweest. Er zijn wisselingen geweest in de jeugdbeschermer en nu zal er weer een nieuwe jeugdbeschermer betrokken raken. De gang van zaken zorgt ervoor dat voor de moeder dingen onduidelijk zijn, zoals de vraag of zij [minderjarige 2] kan aanmelden op school en [minderjarige 1] bij de kinderdagopvang. Ook is de moeder niet op de hoogte gesteld door de GI van het gesprek dat zou plaatsvinden met de vader. Gelet op de veiligheid van de kinderen is het belangrijk dat de moeder dit soort dingen wel weet en daar rekening mee kan houden. Zij ziet vooral meerwaarde van de ondertoezichtstelling in de begeleiding van de contacten tussen de vader en de kinderen. [minderjarige 2] mist de vader en de moeder is niet in staat om zelf te beoordelen wat wel en niet mogelijk is met het oog op de veiligheid van de kinderen in het contact met de vader.
4.3.
De GI ondersteunt het verzoek van de Raad en de doelen zoals zijn opgesteld door de Raad. Gelet op de jonge leeftijd van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de hoeveelheid hulpverlening die al is ingezet, is het extra belangrijk om goed te onderzoeken wat er nodig is en meteen de juiste stappen te zetten.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de overgelegde stukken en mondelinge behandeling van 20 december 2023 zijn er grote zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij hebben op hun jonge leeftijd al veel meegemaakt. Er heeft huiselijk geweld plaatsgevonden in de thuissituatie, waarvan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] mogelijk oor- en ooggetuige zijn geweest en [minderjarige 2] wellicht ook slachtoffer. Er heeft een incident plaatsgevonden tussen de vader en [minderjarige 2] waarvoor de vader in detentie heeft gezeten. Toen bleek dat de vader onverwachts vrij kwam is de moeder met de kinderen gevlucht naar een camping en vervolgens de veilige opvang. De kans is aanwezig dat er bij de kinderen trauma’s zijn ontstaan waar hulpverlening voor nodig is. Ook de daaropvolgende relatie van de moeder zorgde voor veel onrust en onveiligheid, waarna ook die relatie is beëindigd.
5.2.
De moeder en kinderen zijn inmiddels weer terug thuis gekeerd. Gezien wordt dat de kinderen een positieve ontwikkeling doormaken. Dit is nog een prille situatie en vergt nog monitoring en begeleiding. Hiervoor is de verdere inzet van de jeugdbeschermer nodig, ook zodat de veiligheidsafspraken steeds geëvalueerd worden en er op wordt toegezien dat deze worden nagekomen. Ondanks de eerdere inzet van hulpverlening en een eerdere voorlopige ondertoezichtstelling is het niet gelukt om de thuissituatie voldoende veilig en stabiel te krijgen en behouden voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hoewel de moeder het wel wil, lukt het haar (nog) niet om het overzicht te bewaren en gebleken is dat zij eerder meermaals de veiligheidsafspraken betreffende het contact met de vader niet is gekomen. Zij is onvoldoende weerbaar gebleken tegen in ieder geval de vader. Positief is dat zij zich gedurende de voorlopige ondertoezichtstelling heeft gehouden aan de afspraken en dat zij heeft meegewerkt met de GI. Het blijft echter, gelet op de invloed van de vader, van groot belang dat er afspraken gemaakt en bewaakt worden. Daarvoor is de betrokkenheid van een neutrale, professionele derde nodig.
5.3.
De vader stelt zich open voor hulpverlening en heeft is vooralsnog niet actief naar moeder en kinderen gaan zoeken, maar ook hier is gelet op het verleden toezicht voor nodig. Bovendien moet bezien worden op welke manier contactherstel mogelijk is tussen de kinderen en de vader. De moeder heeft verklaard dat [minderjarige 2] haar vader mist, maar het is belangrijk dat er goed onderzocht wordt welke manier van contactherstel het meest passend is en dat hierover duidelijke afspraken gemaakt worden om de veiligheid te waarborgen. Ook dit traject zal begeleid moeten worden door een professional. Tot slot, maar zeker zo belangrijk, is het nodig dat onderzocht wordt welke hulpverlening nodig is voor de eventuele trauma’s van de kinderen, de eventuele trauma’s van de moeder, de weerbaarheid van de moeder en het in kaart brengen van de opvoedcapaciteiten van beide ouders. Kortom, er is nog veel wat moet gebeuren en hiervoor wordt het vrijwillig kader niet toereikend geacht. Om die reden zullen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op grond van artikel 1:255 lid 1 BW onder toezicht worden gesteld voor de duur van een jaar.
5.4.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
Stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 21 december 2023 en tot 21 december 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Van Ginneke als griffier, en op schrift gesteld op 3 januari 2024.