ECLI:NL:RBZWB:2023:9612

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
10654634 CV EXPL 23-2608 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • K. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een standplaatsovereenkomst en ontruiming van de standplaats wegens betalingsachterstand

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de ontbinding van een standplaatsovereenkomst centraal. De eiser, een B.V. die een recreatiecamping exploiteert, heeft de gedaagde, die gebruik maakte van een standplaats, aangeklaagd wegens een betalingsachterstand van € 4.674,28. De standplaatsovereenkomst, gesloten op 31 augustus 2019, bevatte bepalingen over het gebruik van de standplaats en de verplichtingen van de gedaagde na beëindiging van de overeenkomst. De eiser vorderde ontbinding van de overeenkomst en ontruiming van de standplaats, met een boete van € 10.000,00 voor het niet naleven van de ontruimingsverplichting.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde zijn verweer onvoldoende heeft onderbouwd en dat de standplaatsovereenkomst niet is geëindigd. De rechter heeft de vordering van de eiser toegewezen, inclusief de betaling van de openstaande bedragen en de buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde is veroordeeld om de standplaats binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te ontruimen, met een boete voor het niet voldoen aan deze verplichting. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de gedaagde gesteld. Dit vonnis is uitgesproken op 20 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10654634 CV EXPL 23-2608
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. L.J.P.E. Donckers-Corten,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Deze procedure gaat over de vraag of de overeenkomst over de huur van een standplaats op [eiser] moet worden ontbonden en de standplaats moet worden ontruimd vanwege een betalingsachterstand.
1.2
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
a. het tussenvonnis van 30 augustus 2023, met de daarin genoemde stukken;
b. de akte vermindering van eis, met producties;
c. de e-mail van 9 november 2023 van [gedaagde] , met producties;
d. de mondelinge behandeling van 20 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.3
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Tussen partijen staat het volgende vast.
2.1
[eiser] exploiteert een recreatiecamping met chalet en stacaravans in [plaats 1] .
2.2
Tussen [eiser] en [gedaagde] is op 31 augustus 2019 een standplaatsovereenkomst gesloten ten aanzien van de standplaats met [standplaatsnummer]
. Op basis hiervan verkreeg [gedaagde] het recht op gebruik van de standplaats met [standplaatsnummer] ten behoeve van recreatieve doeleinden met een stacaravan. In artikel 4 onder h is bepaald dat de recreant de standplaats, na het einde van de overeenkomst, dient te hebben schoongemaakt, ontruimd en verlaten. Indien de recreant deze bepaling niet naleeft, dan verbeurt hij een onmiddellijk opeisbare boete van € 10.000,00.
2.3
[gedaagde] heeft een betalingsachterstand laten ontstaan.
2.4
Bij brief van 5 mei 2023 heeft [eiser] [gedaagde] aangemaand tot betaling van een bedrag van € 4.674,28.
2.5
Bij e-mail van 5 juni 2023 heeft [gedaagde] aan de gemachtigde van [eiser] bericht:

Op 12 augustus 2022 was ik op de camping en heb ik mevrouw [naam] persoonlijk aangesproken over de caravan dat ik er graag afstand van wilde doen en dat omdat zij altijd voor mij klaar stond de caravan terug mocht hebben. Om hem zelf te verkopen of gratis aan iemand anders te geven omdat de caravan 2 jaar daar voor helemaal gerenoveerd was van binnen. We hebben de afspraak met mevrouw [naam] gemaakt om de sleutels aan het haakje links aan de voordeur op te hangen. En het enigste wat ik nu nog krijg is email over wat er betaald moet worden. Ik dacht het netjes afgehandeld te hebben maar er wordt gedreigd met kosten. Als ik dit had geweten had ik hem zelf wel verkocht. We hebben dat jaar nog betaald en daarmee zou het klaar zijn.”

3.Het geschil

3.1
[eiser] vordert, na vermindering van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de tussen partijen geldende standplaatsovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te gebieden om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de standplaats met [standplaatsnummer] schoon te maken, te ontruimen en te verlaten onder verbeurte van de contractuele boete van € 10.000,00, subsidiair van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
b. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 4.362,38, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de openstaande facturen;
c. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van
€ 592,43;
d. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2
[gedaagde] voert verweer. Hij voert, kort samengevat, aan dat hij omstreeks augustus 2022 mondeling met mevrouw [naam] heeft afgesproken dat de standplaatsovereenkomst per 30 november 2022 zou worden beëindigd en dat de caravan op de standplaats zou mogen blijven staan. Volgens [gedaagde] is hij na 30 november 2022 geen kosten meer verschuldigd.

4.De beoordeling

Opzegging standplaatsovereenkomst
4.1
De kantonrechter stelt voorop dat tussen partijen vaststaat dat zij een standplaatsovereenkomst hebben gesloten. Op grond hiervan dient [gedaagde] huur voor de standplaats en energiekosten te betalen. [gedaagde] heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat hij met mevrouw [naam] van [eiser] mondeling heeft afgesproken dat de standplaatsovereenkomst per 30 november 2022 zou worden beëindigd en dat de caravan op de standplaats zou mogen blijven staan. [eiser] heeft dit nadrukkelijk betwist. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] zijn verweer onvoldoende nader heeft onderbouwd. Dat had, gelet op de betwisting door [eiser] wel op de weg gelegen. Gelet hierop wordt aan (nadere) bewijslevering niet toegekomen. De kantonrechter gaat er dan ook van uit de standplaatsovereenkomst niet is geëindigd en is blijven doorlopen. Dit betekent dat [gedaagde] het door [eiser] gevorderde en onweersproken bedrag van € 4.362,38 dient te betalen. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
Ontbinding en ontruiming(stermijn)
4.2
Gelet op de hiervoor genoemde tekortkoming, de hoogte van de achterstand en het feit dat de standplaatsovereenkomst niet is geëindigd, is de gevorderde ontbinding van de standplaatsovereenkomst en ontruiming van de standplaats toewijsbaar. Ook de op grond van artikel 4 sub h van de huurovereenkomst gevorderde boete van € 10.000,00 is toewijsbaar. Deze boete is pas verschuldigd op het moment dat [gedaagde] niet aan zijn ontruimingsverplichting voldoet.
4.3
Wat [gedaagde] verder nog naar voren heeft gebracht behoeft geen bespreking meer, omdat dit vanwege het voorgaande niet tot een andere beslissing kan leiden.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.4
[eiser] vordert daarnaast een bedrag van € 592,43 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter overweegt dat [eiser] , op grond van de met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) samenhangende wettelijke bepalingen, in deze zaak moet aantonen dat zij een kosteloze aanmaning heeft verzonden aan [gedaagde] . Gelet op de bij dagvaarding overgelegde brief van 5 mei 2023 heeft zij aan dit vereiste voldaan. Het gevorderde bedrag aan vergoeding van de buitengerechtelijke kosten is dan ook toewijsbaar.
Proceskosten en nakosten
4.5
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,32
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
- nakosten
660,00
132,00
(2,00 punten × € 330,00)
Totaal
1.413,32

5.De beslissing

De kantonrechter:
- ontbindt de standplaatsovereenkomst tussen partijen en gebiedt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de standplaats met [standplaatsnummer] schoon te maken, te ontruimen en te verlaten onder verbeurte van de contractuele boete van € 10.000,00;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 4.362,38, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de openstaande facturen;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 592,43 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.413,32;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.