Op 22 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], betreffende de verlenging van hun ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, om de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van beide minderjarigen te verlengen voor de duur van één jaar, toegewezen. De moeder van de kinderen, die het ouderlijk gezag heeft, heeft geen bezwaar gemaakt tegen de verlenging en steunt het perspectief van de kinderen in hun huidige pleeggezinnen.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn, zoals vastgelegd in de artikelen 1:255 en 1:262b van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft lof uitgesproken over de betrokkenheid van de moeder en de samenwerking met de gecertificeerde instelling. Tevens is er aandacht voor de noodzaak om de komende periode te benutten om te onderzoeken of een overdracht naar het vrijwillige kader mogelijk is of dat een gezagsbeëindigende maatregel noodzakelijk is.
De beslissingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk uitgevoerd kunnen worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de ontwikkeling van de kinderen niet wordt vertraagd door een mogelijk hoger beroep.