ECLI:NL:RBZWB:2023:9622

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
C/02/414950 / JE RK 23-1822
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 december 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft geconstateerd dat er weinig beoordelingsruimte is gezien de eerdere uitspraak in de strafzaak tegen [minderjarige]. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden, tot het einde van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de ouders van [minderjarige] als belanghebbenden aangemerkt en heeft hen aangespoord om samen met [minderjarige] aan haar problematiek te werken.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 16 oktober 2023 bij de rechtbank is ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 22 december 2023, waarbij de ouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. Tijdens de behandeling heeft de kinderrechter met [minderjarige] gesproken en haar mening gevraagd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] in het verleden onder toezicht is gesteld en dat er zorgen zijn over haar welzijn en gedrag.

De kinderrechter heeft de zorgen van de GI over [minderjarige] erkend, vooral gezien haar recente terugval in problematisch gedrag. Ondanks de wens van [minderjarige] om terug naar huis te gaan, heeft de kinderrechter geconcludeerd dat een thuisplaatsing op dit moment niet in haar belang is. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, met de nadruk op het belang van hulpverlening en ondersteuning vanuit de ouders. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van [minderjarige] niet wordt vertraagd door een mogelijk hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/414950 / JE RK 23-1822
Datum uitspraak: 22 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De gecertificeerde instelling
JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 16 oktober 2023;
  • de brief van de GI met bijlage, binnengekomen bij de rechtbank op 30 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordiger van de GI (met stagiaire);
  • de vader;
  • de moeder.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
2.
De feiten
2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 29 juni 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 29 juni 2023 en tot 29 juni 2024. Daarnaast heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een voorziening voor 24 uurs zorg en opvoeding ‘ [locatie 1] ’ van [woonbegeleiding] , met ingang van 29 juni 2023 en tot 29 december 2023.
2.3.
Op grond van voornoemde beslissing verbleef [minderjarige] tot 29 november 2023 in ' [locatie 1] ' van [woonbegeleiding] te [plaats] .
2.4.
Op 29 november 2023 is [minderjarige] in voorlopige hechtenis genomen, omdat zij de bijzondere voorwaarden had overtreden die aan haar in het kader van een tegen haar aanhangige strafzaak waren opgelegd. Sindsdien verblijft [minderjarige] in Justitiële Jeugdinrichting ‘ [locatie 2] ’.
2.5.
Op 22 december 2023 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [minderjarige] . Aan [minderjarige] is – onder andere – een (deels voorwaardelijke) vrijheidsbenemende straf opgelegd, die tot gevolg heeft dat [minderjarige] dezelfde dag nog in vrijheid zal worden gesteld.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor 24 uurs zorg en opvoeding ‘ [locatie 1] ’ van [woonbegeleiding] te verlengen voor de duur van zes maanden, tot het einde van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft zijn verzoek gehandhaafd en ter onderbouwing aangevoerd dat de zorgen over [minderjarige] nog steeds (deels) aanwezig zijn. [minderjarige] is in juni 2023 bij [locatie 1] gaan wonen. Ze had hier rust en stabiliteit, wat een positieve uitwerking op haar had. [minderjarige] had sinds september 2023 een baantje, ging naar behandeling bij [geestelijke gezondheidszorg] , was gestopt met blowen en rookte ook minder sigaretten. In november 2023 heeft [minderjarige] een terugval gehad. [minderjarige] had haar baantje opgezegd, bleef in bed liggen en is opnieuw in aanraking gekomen met de politie. Ook heeft zij zich afgemeld voor haar werkstraf. De GI vermoedt dat de spanningen rondom de strafzaak een rol hebben gespeeld in de terugval van [minderjarige] . Na een negatieve terugmelding door de jeugdreclassering eind november 2023 is [minderjarige] weer vast komen te zitten. De GI is van mening dat wanneer [minderjarige] vrijkomt en zij terug naar huis gaat, het voor [minderjarige] niet haalbaar zal zijn om de positieve verandering die zij bij [woonbegeleiding] liet zien vast te houden. Het risico bestaat dat zij dan zal terugvallen in oude patronen van middelengebruik, zelfbepalend gedrag en delictgedrag. [minderjarige] heeft behandeling nodig en het is belangrijk dat op korte termijn wordt gestart met systemische therapie. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI gebeld met [woonbegeleiding] en gebleken is dat [minderjarige] daar per direct weer terecht kan.
4.2.
De vader heeft aangegeven dat [minderjarige] graag terug naar huis wil. Als ouders staan zij paraat om [minderjarige] te helpen en te zorgen dat haar situatie beter wordt. Dat [minderjarige] op termijn begeleid wil gaan wonen moet de vader nog verwerken. De vader staat open voor systemische hulpverlening (MST) en zal daar aan meewerken.
4.3.
De moeder heeft aangegeven dat zij als ouders de ernst van de problematiek bij [minderjarige] niet hebben ingezien. Zij is blij om te horen dat [minderjarige] per direct weer bij [woonbegeleiding] terecht kan.
4.4.
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter verteld dat zij niet goed weet waarom het sinds november 2023 slechter met haar gaat. Ze voelde zich slecht en had stress. Daardoor ontstonden er op de groep conflicten. [minderjarige] vond de uitspraak in de strafzaak meevallen. De straf had ook minder goed kunnen uitpakken. [minderjarige] wil weer gaan werken en behandeling volgen. Vanaf nu gaat [minderjarige] zich focussen op zichzelf. Zij wil graag leren om op een goede manier met haar problemen om te gaan en om hulp te vragen wanneer zij dat nodig heeft. Dit doet [minderjarige] nu nog niet. Zij merkt het pas achteraf, als het al goed mis is. Ook wil [minderjarige] graag zelfstandig worden. Op termijn zou zij graag begeleid gaan wonen. Het liefst wil [minderjarige] nu terug huis, naar haar moeder. Als dat niet kan, wil zij haar moeder wel regelmatig zien. Ook zou [minderjarige] graag zekerheid willen hebben dat zij in juni 2024 dan terug naar huis mag.
De beoordeling
5.1.
De kinderrechter stelt voorop dat gezien de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank van 22 december 2023 in de strafzaak tegen [minderjarige] , er voor hem weinig beoordelings- en beslissingsruimte is ten aanzien van het voorliggend verzoek over de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] . Aan [minderjarige] is onder andere een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van twaalf maanden opgelegd, bestaande uit (onder andere) een behandeling met forensische expertise vanuit GGZ-instelling De Viersprong (in combinatie met ambulante (woon)begeleiding en dagbesteding vanuit [woonbegeleiding] of vanuit een soortgelijke setting). Tegen die achtergrond ziet de kinderrechter gegronde redenen om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij [woonbegeleiding] ook komende periode van zes maanden te verlengen.
5.2.
De kinderrechter begrijpt de wens van [minderjarige] om weer bij haar moeder te gaan wonen, maar is van oordeel dat een thuisplaatsing van [minderjarige] op dit moment niet in haar belang is. Sterker nog, gelet op de uitspraak in de stafzaak kan een thuisplaatsing ook niet aan de orde zijn. Er zijn op dit moment nog te veel zorgen over [minderjarige] en het risico op een terugval van [minderjarige] in de thuissituatie bij een van de ouders is te groot. Er is eerder geprobeerd om in de thuissituatie van de ouders de zorgen over [minderjarige] weg te nemen, maar dat is niet gelukt. De problemen zijn alleen maar erger geworden, niet door de ouders maar door [minderjarige] zelf. [minderjarige] moet aan haar problematiek gaan werken en de ouders moeten haar daarin ondersteunen. Ook is het belangrijk dat de ouders zelf meewerken aan (systemische) hulpverlening. De kinderrechter gunt het [minderjarige] dat zij uiteindelijk weer terug naar huis kan, maar vooral dat zij leert om op een goede manier met haar problematiek om te gaan. Wanneer [minderjarige] en haar ouders nu niet serieus aan het werk gaan om ervoor te zorgen dat [minderjarige] tegen tijd dat ze achttien wordt beter kan omgaan met haar problematiek, zijn de gevolgen niet te overzien. De kinderrechter doet daarom een dringend beroep op de ouders om ervoor te zorgen dat [minderjarige] maximaal gebruikt maakt van de hulpverlening die ze krijgt. Het is belangrijk dat de ouders naar [minderjarige] uitdragen dat zij bij [woonbegeleiding] op de goede plek zit en dat zij daar beter geholpen kan worden dan in de thuissituatie bij een van de ouders. Gelet op het vorenstaande zal de kinderrechter het verzoek van de GI toewijzen en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengen met ingang van 29 december 2023 en tot 29 juni 2023. Aan de GI geeft de kinderrechter nog als opdracht mee om de komende tijd te onderzoeken waar het perspectief van [minderjarige] ligt. [minderjarige] heeft aangegeven open te staan voor begeleid wonen op termijn.
5.3.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.4.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor 24 uurs zorg en opvoeding ' [locatie 1] ' van [woonbegeleiding] met ingang van 29 december 2023 tot 29 juni 2024;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Lavrijssen als griffier, en op schrift gesteld op 4 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.