In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 december 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft geconstateerd dat er weinig beoordelingsruimte is gezien de eerdere uitspraak in de strafzaak tegen [minderjarige]. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden, tot het einde van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de ouders van [minderjarige] als belanghebbenden aangemerkt en heeft hen aangespoord om samen met [minderjarige] aan haar problematiek te werken.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 16 oktober 2023 bij de rechtbank is ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 22 december 2023, waarbij de ouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. Tijdens de behandeling heeft de kinderrechter met [minderjarige] gesproken en haar mening gevraagd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] in het verleden onder toezicht is gesteld en dat er zorgen zijn over haar welzijn en gedrag.
De kinderrechter heeft de zorgen van de GI over [minderjarige] erkend, vooral gezien haar recente terugval in problematisch gedrag. Ondanks de wens van [minderjarige] om terug naar huis te gaan, heeft de kinderrechter geconcludeerd dat een thuisplaatsing op dit moment niet in haar belang is. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, met de nadruk op het belang van hulpverlening en ondersteuning vanuit de ouders. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van [minderjarige] niet wordt vertraagd door een mogelijk hoger beroep.